Frans staatsman (Luxemburg 29 Juni 1886), uit een Lotharings geslacht, was tot 1919 Duits staatsburger, doch voorstander van de terugkeer van Elzas-Lotharingen naar Frankrijk. Hij studeerde rechten te Bonn, München, Berlijn en Straatsburg, promoveerde in 1908 en werd advocaat.
In 1919 werd hij lid van de Franse Kamer, maar voorshands trad hij niet op de voorgrond. In Mei 1940 werd hij onderstaatssecretaris voor vluchtelingenzaken in het kabinet-Reynaud.Tijdens de bezetting in Wereldoorlog II bracht hij enige tijd in Duitse gevangenschap door en had een werkzaam aandeel in het verzet. Na de bevrijding werd hij afgevaardigde voor de (R.K.) Mouvement Républicain Populaire en in 1946 minister van Financiën in het kabinet-Bidault. Van Nov. 1947 tot Juli 1948 was hij premier. Vooral in de aanvang van zijn bewind had hij te kampen met heftige communistische stakingsonlusten, die een ernstige bedreiging voor de Vierde Republiek inhielden. Hij wist echter het gevaar te bezweren. In Juli 1948 werd hij minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Marie.
Dit ambt bleef hij vervullen tot Jan. 1953. In Sept. 1948 vormde hij nog een kabinet, dat bij de eerste ontmoeting met het Parlement weer viel.
Schuman heeft zich in zijn buitenlandse politiek doen kennen als een groot voorstander van de Europese eenheid. Zijn meest succesvolle stap in deze richting was het op 9 Mei 1950 gedane voorstel tot vereniging van de Franse en Duitse kolen- en staalproductie onder één gezagslichaam, waar ook de andere Europese landen zich bij konden aansluiten (Plan-Schuman). Hoewel hij ongetwijfeld voor Frankrijk een dominerende positie in dit verenigd Europa verwacht, is de consequentie van zijn politiek toch, dat ook Frankrijk offers aan souvereiniteit zal moeten brengen. Dit heeft hem de vijandschap van alle Franse nationalisten bezorgd, i.z. van de Gaullisten. Hieraan doet niet af, dat Schuman zowel met betrekking tot de Saarkwestie als tegenover de Noordafrikaanse protectoraten zelf een nationalistische politiek heeft gevoerd. Onder druk van deze kringen heeft de premier René Mayer in Jan. 1953 Schuman niet in zijn nieuwe kabinet opgenomen.
Schuman is Grootkruis van de Ned. Leeuw (sinds 24 Mei 1950) en werd op 15 Dec. 1952 eredoctor in de Economische Wetenschappen te Tilburg.
Plan-Schuman.
Dit plan, dat, sinds het in een verdrag, het zgn. Schuman-verdrag, tussen de zes betrokken landen: Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland, is omgezet, de „Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal” genoemd wordt, is de eerste stap op de weg naar de Europese integratie.
Het woord integratie in economische zin wordt meestal gebruikt in verband met een afzonderlijk bedrijf. Onder een geïntegreerd bedrijf verstaat men het samenbrengen in één bedrijf of onderneming van verschillende opeenvolgende productie-stadia, hetgeen ook wel verticale concentratie of combinatie genoemd wordt. Als voorbeeld moge de staalindustrie gelden, wanneer in één onderneming erts- en kolenmijnen, cokesovens, hoogovens, staalovens en walserijen te zamen gebracht zijn. Daarnaast wordt dit woord steeds meer ook gebruikt voor geïntegreerde bedrijfstakken van verschillende landen. Hier wordt onder integratie verstaan: de samenbundeling, het tezamenbrengen in één economisch gebied van bedrijven van dezelfde bedrijfstak door het wegvallen van de economische grenzen (invoerrechten, in- en uitvoercontingenten enz.) tussen de betreffende landen. Nog verder gaande spreekt men ook van een geïntegreerde economie, wanneer alle bedrijfstakken op bovengenoemde wijze tussen de betrokken landen (i.c. Europa) geïntegreerd zijn.
Het doel van de integratie is een zo goedkoop mogelijke productie, d.w.z. zo laag mogelijke productiekosten. Dit is te bereiken:
1. Bij het geïntegreerde bedrijf, doordat de productie van het eindproduct van het begin tot het einde van het productieproces in één hand is;
2. bij de geïntegreerde bedrijfstakken en geïntegreerde economie, doordat door het scheppen van één economisch gebied, resp. van één grote markt, twee mogelijkheden geschapen worden, t.w.:
a. productie daar, waar deze het goedkoopst is;
b. massa-afzet en dus massa-productie, waardoor grote, goedkoper werkende, productie-eenheden gebruikt kunnen worden en grotere efficiency kan worden bereikt.
De doelstelling van de integratie is:
a. voor het geïntegreerde bedrijf: grotere concurrentiekracht door de lagere productiekosten;
b. voor de geïntegreerde bedrijfstakken en geïntegreerde economie: ook grotere concurrentiekracht (tegenover de V.S.), maar vooral: mogelijkheid tot lagere verkoopprijzen en zo stimulans tot groter verbruik, grotere welvaart der werkende bevolking en verhoging van haar levenspeil.
De economische integratie van Europa per bedrijfstak wordt ook wel functionele integratie genoemd. Een verdere integratie dan voor kolen en staal zal alleen door te voeren zijn, indien eerst een oplossing voor het monetaire probleem, dus het vraagstuk van de betaling tussen de landen gevonden zal zijn, omdat het geen zin heeft om de grenzen economisch vrij te maken, indien de goederen toch niet betaald kunnen worden. De oprichting van de Europese Betalings Unie is als eerste stap op deze weg te beschouwen.
Het Plan-Schuman, officieel genoemd: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor kolen en staal, werd op 9 Mei 1950 gelanceerd door de Franse min. van Buitenlandse Zaken, Schuman. Het was uitgewerkt door Jean Monnet en gericht tot bovengenoemde zes landen en Engeland. Laatstgenoemd land aanvaardde echter de uitnodiging tot de besprekingen niet, welke op 20 Juni 1950 te Parijs begonnen. In Mrt 1951 werden deze beëindigd, waarna op 19 Mrt 1951 de parafering van het genoemde verdrag en van de „Conventie met betrekking tot de overgangsbepalingen” en op 18 Apr. de ondertekening van de beide overeenkomsten door de ministers van de 6 landen plaats vond. Na de goedkeuring door de 6 parlementen werd op 25 Juli 1952 de laatste ratificatie-oorkonde te Parijs gedeponeerd, zodat op die dag het verdrag in werking trad.
Onder het Schuman-verdrag vallen:
a. kolen, d.w.z. kolen en cokes;
b. staal, d.w.z. ruwijzer, ruwstaal, halffabrikaten, walserijproducten, ijzer- en mangaanerts en schroot.
De twee essentiële punten van het Plan zijn:
1. Er komt één gemeenschappelijke markt voor kolen en staal in het zgn. Schuman-gebied — de 6 genoemde landen — door het wegvallen van alle handelsbelemmeringen (invoerrechten, in- en uitvoercontingenten enz.) tussen deze landen.
2. Waar en wanneer de Overheid meent te moeten leiden of ingrijpen, gebeurt dit niet meer door de nationale regeringen, maar door het supra-nationale orgaan, de Hoge Autoriteit.
De organen van de nieuwe Gemeenschap zijn de volgende:
a. De Hoge Autoriteit (H.A.), welke uit 9 leden bestaat, van wie 8 door de 6 landen gezamenlijk benoemd worden en het 9de lid door deze 8 (inmiddels benoemd; op 8 Aug. 1952 te Luxemburg geïnstalleerd). Zij heeft de leiding van de Gemeenschap in samenwerking met:
b. de Raad van Ministers (R.M.), welke uit 6 ministers, één uit elk land, bestaat. Deze Raad is ingesteld, omdat er nauw contact tussen de 6 regeringen en de H.A. nodig is ten gevolge van het feit, dat kolen en staal zeer belangrijk voor practisch alle andere bedrijfstakken zijn, zodat dus de H.A. maatregelen kan nemen, die de andere bedrijfstakken, waarover de H.A. geen zeggingskracht heeft, sterk kunnen beïnvloeden.
c. Het Raadgevend Comité van minimum 30, maximum 51 leden, gelijkelijk verdeeld over de 3 belanghebbende groepen: producenten, werknemers en verbruikers te zamen met handelaren en waarbij de H.A. adviezen kan (en soms moet) inwinnen.
d. De Gemeenschappelijke Vergadering, bestaande uit 78 parlementsleden van de 6 landen, die de publieke contrôle op het beleid van de H.A. uitoefent.
e. Het Hof van Justitie, waarbij zowel de regeringen als de producenten, in geval van misbruik van bevoegdheid of miskenning van de verdragsbepalingen door de H.A. in beroep kunnen gaan.
Voor het beleid van de H.A. als het Bestuur van de
Gemeenschap zijn in het verdrag verschillende richtlijnen vastgelegd, waarvan de voornaamste de volgende zijn:
1. Leidende gedachte: in normale tijden, wanneer vraag en aanbod vrijwel in evenwicht zijn, worden de productie en de markt (o.a. prijzen) aan het initiatief van de producenten overgelaten. Alleen in abnormale tijden, d.w.z. bij ernstige verstoring van genoemd evenwicht (ernstige schaarste, uitgesproken crisistoestand), is ingrijpen van de H.A. nodig.
2. Vrije concurrentie, dus vrije prijsvorming, ter bereiking van de laagst mogelijke prijzen. Alleen inbreuk hierop in abnormale tijden (zie sub 1).
3. Mogelijke maatregelen van de H.A. in abnormale tijden voor kolen en staal:
a. bij ernstige schaarste: uitvoerbeperkingen naar niet-Schuman-landen, vaststelling van productieprogramma’s en van verbruiksprioriteiten, distributie, vaststelling van maximumprijzen;
b. bij uitgesproken crisistoestand: invoerbeperkingen tegenover niet-Schuman-landen, productie-quotering, vaststelling van minimumprijzen.
4. Verbod van kunstmatige beïnvloeding der productiekosten door de nationale overheden in de vorm van subsidies enz.
5. Verbod om bij de prijzen tussen de afnemers onderscheid te maken (genaamd: het verbod van discriminatie), onverschillig in welk Schuman-land de afnemer gelegen is.
6. Het invoerrecht op de invoer uit niet-Schuman-landen zal een niet beschermend karakter hebben, ten einde zo laag mogelijke prijzen in het Schuman-gebied te verkrijgen.
7. De Samenwerking tussen producenten is verboden indien dit tot beheersing door een groep producenten van prijzen, productie en afzet in een aanzienlijk deel van de Schuman-markt zou voeren.
8. Hoewel de lonen zeer belangrijk zijn, omdat zij het levenspeil van de werknemers bepalen en een belangrijk deel van de kostprijs en dus van de prijzen uitmaken, wordt toch de loonpolitiek voor de bedrijfstakken kolen en staal aan de regeringen overgelaten, omdat alleen van een nationale loonpolitiek sprake kan zijn. Toch kan de H.A. ingrijpen, indien òf loonsverlaging als concurrentiemiddel gebruikt wordt, òf abnormaal lage prijzen het gevolg zijn van lonen, die abnormaal laag zijn vergeleken met de lonen die in andere bedrijfstakken in hetzelfde land betaald worden, door de regeringen op te leggen om de betreffende producenten met een zodanige heffing te belasten, dat de voordelen van de te lage lonen weer teniet worden gedaan.
9. Wederaanpassing van de werknemer (zgn. re-adaptatie). Indien door nieuwe productiemethoden of technische verbeteringen in het productieproces uitschakeling van arbeiders plaatsvindt, moet de H.A. helpen en wel in de vorm van wachtgelden aan en omscholing en overplaatsing van de aldus vrijgekomen werknemers.
Het verdrag is voor de duur van 50 jaar gesloten. Er zijn drie perioden:
1. De Voorbereidingsperiode, die voor kolen, erts en schroot maximum 6 maanden duurt en voor staal, exclusief erts en schroot, maximum 8 maanden. Gedurende deze periode worden de maatregelen ter voorbereiding van de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal genomen.
2. De Overgangsperiode, die hierop volgt en 5 à 7 jaar duurt. Deze leidt de gemeenschappelijke markt in, d.w.z. er kan nog niet van een volledige zodanige markt gesproken worden. De bedoeling hiervan is, dat de overgang van de bestaande toestand van bescherming door invoerbelemmeringen naar die van volkomen onbeschermd zijn, zo geleidelijk mogelijk, d.w.z. zonder al te grote schokken, vooral ook op sociaal gebied, gebeurt. Daartoe zijn allerlei regelingen voor producenten en werknemers voorzien en wel voor die bedrijven, die door de opheffing van de bescherming aan de grens, òf de concurrentiestrijd niet meer kunnen volhouden en dus moeten sluiten, òf in de eerste jaren van de gemeenschappelijke markt door een moeilijke tijd moeten worden heengeholpen.
3. De Definitieve periode, die hierop volgt, en waarin inderdaad van een volledig gemeenschappelijke markt sprake is.
Ten slotte zij opgemerkt, dat de werking van het Plan-Schuman in de practijk geheel afhangt van de uitwerking, die de H.A. aan de genoemde richtlijnen voor haar beleid zal geven, welke slechts algemeen gehouden zijn, omdat het Schuman-verdrag voor zo’n lange periode van 50 jaar is afgesloten. Het zal tevens van de beïnvloeding door de Raad van Ministers afhangen of deze eerste stap op de weg naar de Europese economische integratie, deze eerste functionele integratie, een succes zal worden.
P. R. BENTZ VAN DEN BERG
Lit.: J. F. Köver, Le plan Schuman (Paris 1952); F. Haussmann, Der S. P. in europ. Zwielicht (München 1952); C.
H. Hahn, Der S. P. (München 1953).