Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHUMANN, robert

betekenis & definitie

Duits componist (Zwickau 8 Juni 1810 - Endenich 29 Juli 1856), ging na een gymnasiale opleiding rechten studeren te Leipzig, waar hij tevens pianoles nam bij de bekende paedagoog F. Wieck.

In 1829 besloot hij musicus te worden. Een concert door Paganini inspireerde hem om ook virtuoos te worden, hij bedacht een mechaniek om zijn vingertechniek te ontwikkelen met het ongelukkige resultaat, dat een der vingers van zijn rechterhand verlamde. Hierin zag hij een aanwijzing om componist te worden.In 1834 richtte hij het Neue Zeitschrift für Musik op, waarin hij ijverde tegen de vervlakking in de kunst en vaak de handschoen opnam voor begaafde jonge componisten. Inmiddels steeg zijn roem snel, zodat de universiteit van Jena hem een eredoctoraat aanbood. Na overwinning van veel tegenstand van F. Wieck kwam in 1840 het huwelijk tot stand met diens dochter Clara. Clara Wieck (Leipzig 13 Sept. 1819 - Frankfort 20 Mei 1896) was toen reeds een gevierde pianiste. In 1843 werd Schumann door Mendelssohn als leraar benoemd aan het pas opgerichte conservatorium te Leipzig. Te midden van alle successen viel de schaduw van een geestesziekte, die eerst langzaam wegtrok.

In 1846 werd hij benoemd tot dirigent van de Dresdener Liedertafel en in 1850 tot stedelijk dirigent te Düsseldorf, terwijl hij tevens te zamen met zijn vrouw triomfen vierde in de concertzalen van Europa. In 1852 zocht hij in Scheveningen genezing voor een hernieuwde aanval van zijn kwaal, wel trad er enige verbetering op, maar hij moest toch zijn taak als dirigent opgeven. Eind 1853 werd zijn concertreis door Nederland een triomftocht, maar tijdens een concert van Clara aan het hof werd hem door prins Frederik de pijnlijke vraag gesteld: „Sind Sie auch musikalisch?” Zijn geesteslijden verergerde en doofde zijn creatieve krachten. In 1854 stortte hij zich in wanhoop in de Rijn, werd gered en verder in het krankzinnigengesticht te Endenich verpleegd.

De grote betekenis van Schumann ligt in zijn pianomuziek en liederen. Hij was een dichter van kleine muziekvormen met een gevoelige melodiek en een intieme sfeer. Vandaar, dat hij ook dan in zijn kamermuziek groot is, wanneer hij kleine vormen gebruikt. Monumentale vormen als symphonie, opera en oratorium liggen hem minder. Zijn liederen hebben zich naast die van Schubert kunnen handhaven, mede dank zij de ongetwijfeld interessantere en virtuoze behandeling van de pianopartij.

Bibl.: Sch. schreef o.m. de opera Genoveva, toneelmuziek bij Manfred; voor orkest: 4 symphonieën, 6 ouvertures, pianoconcert, celloconcert en enige concertstukken; voor koor en orkest: Das Paradies und die Peri, Der Rose Pilgerfahrt, een mis, een requiem;

kamermuziek: een pianokwintet, 3 strijkkwartetten, een pianokwartet, 3 pianotrio's, 2 vioolsonates;

voor piano: Abegg-variaties, Papillons, 12 concertétudes, 6 intermezzi, impromptu’s, Davidsbündlertänze, Toccata, Allegro, Carnaval, 3 sonates, Fantasiestücke, 12 études symphoniques, Kinderszenen, Kreisleriana, Fantasie, Arabeske, Humoreske, Novelletten, Nachtstücke, Faschingsschwank aus Wien, Klavierstücke, Album für die Jugend, 4 fuga’s, 4 marsen, Waldszenen, Bunte Blätter, Albumblätter, Gesänge der Frühe;

voor piano vierhandig: Bilder aus Osten, Zwölf Klavierstücke, Ballszenen, Kinderball, voor orgel: 6 fuga’s; voorts koorwerken, terzetten, duetten en liederen, waarvan tot cycli verenigd zijn Liederkreis, Myrthen, Frauenliebe und -leben, Dichterliebe, Liederalbum für die Jugend.

Lit.: R. Schumann, Gesammelte Schriften (1854); H. Abert, R. Sch. (1903); W. Dahms, Sch. (1916); K. Ph.

Bernet Kempers, Ned. bewerking v. Abert’s biografie (1928); E. Schumann, R. Sch., ein Lebensbild meines Vaters (1931); H. Stanz, Sch. (1950).

< >