in de Oudheid machtige volksstammen in Midden-Italië, bekend door hun verzet tegen Rome. Zij behoorden tot de volkeren, die zich reeds vroeg over een groot deel van Midden- en Beneden-Italië verspreidden.
Hun taal heet naar één van deze stammen Oskisch. Het eigenlijke landschap Samnium strekte zich over het gebied van de Volturnus tot de Abruzzen uit, was in het N. bergachtig, in het Z. vruchtbaar, over het geheel geschikter voor veeteelt dan voor landbouw. Van daar drongen de Samnieten door Lucanië tot Bruttium door en veroverden in de 5de eeuw v. Chr. Campanië. Deze voortdurende expansie bracht hen in botsing met de Romeinen, die vreesden, dat zij uit het Z. naar Latium zouden opdringen.De drie Samnietische oorlogen (343-341; 327-304; 298-290), waarvan de eerste en minst belangrijke ten onrechte vaak als apocrief wordt beschouwd (voor de beide laatste zie Romeinse Rijk), beslisten over de vraag, welk volk Italië zou beheersen, de Romeinen of de Samnieten. Dat de Romeinen ten slotte wonnen, lag niet aan militaire superioriteit, maar aan het feit, dat Rome een hechte politieke gemeenschap was, de Samnieten daarentegen een zeer losse, gebrekkig functionnerende confederatie vormden. Geheel onderworpen was Samnium ook na 290 niet: sommige kantons steunden Pyrrhus en Hannibal. En al werden de Samnieten Romeinse bondgenoten, er bleef een broeiende tegenstelling. In de Bondgenotenoorlog (90-88) behoorden zij tot Rome’s onverzoenlijkste tegenstanders. Zij werden ten slotte bij de Porta Collina (82) in de burgeroorlog verslagen; duizenden gevangenen werden op bevel van Sulla omgebracht. Daarna speelden de Samnieten geen rol meer in de geschiedenis.
Lit.: C. P. Burger, Der Kampf zwischen Rom und Samnium (Amsterdam 1898); Philipp in Pauly-Wissowa’s Real-Encycl. d. Class. Altertumswiss. Bd. I A.