latere naam voor ager Bruttius of Bruttiorum, de oude namen voor het tegenwoordige Calabrië. Dit landschap grensde met de rivier Laus en het gebied der stad Thurii aan Lucanië. De Apennijnen doorsnijden het land tot aan de Straat van Messina en vormen vele kloven en dalen, die slechts door korte beekjes worden doorstroomd.
Het land heeft een bloeiende veeteelt, terwijl er bovendien aan de kust koren wordt verbouwd. Een zeer gewaardeerd product was vroeger het hars uit het grote, aan dennebomen zeer rijke Silawoud in het binnenste gedeelte van het land. Omstreeks 420 v. Chr. werd dit land overstroomd door Lucaniërs, die zich daar metterwoon vestigden en in de taal der Lucaniërs Bruttii (verklaard als rovers) werden genoemd.
Het bezit der Bruttii bleef aanvankelijk beperkt tot het binnenland, daar de kust sedert de 8ste eeuw v. Chr. in het bezit der Grieken was, die daar bloeiende kolonies (o.a. Rhegium, Locri, Kroton) hadden gesticht. In het jaar 272 v.
Chr. werden de Bruttii door de Romeinen onderworpen. Gedurende de tweede Punische oorlog (218-201 v. Chr.) verbonden zij zich met de Carthagers, werden echter na de nederlaag streng door Rome gestraft en volkomen afhankelijk gemaakt.Lit.: H. Nissen, Ital. Landeskunde (1883-1902).