of Schipperseilanden, Polynesische eilandengroep ten N.O. van de Fidzji-Eilanden, tussen 13½-14½° Z.Br. en 168,9°-172,45° W.L. v. Gr. gelegen, bestaat uit 4 grotere en onderscheiden kleinere eilanden met een gezamenlijke oppervlakte van 2787 km2, waarvan 2588 km2 voormalig Duits, thans Nieuwzeelands voogdijgebied, en 199 km2 Amerikaans gebied zijn.
De eilanden zijn van vulkanische oorsprong, door koraalriffen omringd en hebben weinig geschikte landingsplaatsen en havens. Het oostelijke eiland Rose is een atol. Het binnenland is grotendeels bergachtig, terwijl de vulkanen uitgedoofd schijnen. In 1866 had een onderzeese uitbarsting plaats, gevolgd door een asregen en in 1911 een uitbarsting van de Mount Matafao, die een deel van Savaii met lava bedekte. Aan de kusten zijn vruchtbare vlakten met tropische plantengroei. Het klimaat is zeer gelijkmatig, terwijl men er 2 jaargetijden kent.
De regentijd is Nov. - Apr., temperatuur gemiddeld jaarlijks ca 26 gr. C., Juli 25 gr. en Febr. 26,5 gr. C. De regenval schommelt sterk van jaar op jaar (2500-3500 mm). De Polynesische inwoners vormen een mooi mensenslag, zijn licht van kleur, slank en goed gebouwd. Het zijn goede zeelieden, die zich vooral bezighouden met de visvangst, het vervaardigen van matten en ander vlechtwerk enz.
Zij bewonen goed gebouwde hutten, kweken kokospalmen, bananen, taro, jams, bataten en tabak. Europeanen verbouwen cacao en wat rubber.
In West- (Nieuwzeelands) Samoa woonden in 1950: 80.436 inw. (o.w. 352 Blanken, 285 Chinezen en 72 Melanesische arbeiders). De meeste Samoanezen zijn Protestants, een kleiner aantal R.K. en Mormoons. De taal is Polynesisch. Er is goed schoolonderwijs. De hoofdplaats is Apia (met een belangrijk vliegveld). Het Amerikaanse deel (Oost-Samoa) heeft 18.602 inw.
Hoofdplaats is Pagopago. De uitvoer bestaat vooral uit copra en cacao.
De Samoa-eilanden zijn in 1722 door Roggeveen ontdekt. De Fransman Bougainville noemde ze in 1768 Schipperseilanden. Na die tijd werden zij in 1787 bezocht door Lapérouse, in 1791 door Edwards en in 1824 door Kotzebue; doch eerst in 1830, toen Williams er zijn zendingstaak aanvaardde, werden de eilanden nauwkeuriger onderzocht. In 1878 sloten de V.S., in 1879 Duitsland en Groot-Brittannië vriendschaps- en handelsverdragen met Samoa. Sedert die tijd bemoeiden de drie mogendheden zich met de binnenlandse aangelegenheden van Samoa, waar veel werd gestreden over het koningschap. Op 2 Dec. 1899 kwam er een verdelingsverdrag tot stand, waarbij Duitsland de eilanden Savaii en Oepoloe, Manono en Apolima, Amerika: Toetoeila, de Manoea-eilanden en Rosa, en Engeland enige Salomonseilanden, de Tonga-eilanden en Nioeë kreeg. Het koningschap werd afgeschaft en een soort zelfbestuur ingevoerd.
In 1914 bezette Nieuw-Zeeland het Duitse deel; in 1920 werd het Volkenbondsmandaat gegeven aan Groot-Brittannië, dat het aan Nieuw-Zeeland overdroeg. In 1948 werd een het volk vertegenwoordigende vergadering ingesteld met o.a. toezicht op de financiën. In Amerikaans Samoa zijn er 2 Kamers, waaronder één met een afgevaardigde van elk der 52 dorpen. Aan het hoofd staat een marine-officier benoemd door de president van de U.S.A.
A. C. W. KOREVAAR
Ethnologisch.
Sinds de meer intensieve aanraking met het Westen is de cultuur der Samoanen grondig veranderd. Het Christendom heeft de oude godsdienst vervangen, het economisch leven heeft, zowel door de invoer van nieuwe cultures, als wel door de exportmogelijkheden en tal van agrarische hervormingen, een geheel ander karakter gekregen, terwijl het Westers koloniaal bestuur de sociale organisatie grondig veranderde. Het is intussen merkwaardig te constateren hoevele resten van de oude cultuur zich ondanks deze veranderingen wisten te handhaven, waarom kennis van het culturele verleden voor het goed begrip van het tegenwoordige Samoa toch nog steeds van belang is.
De eerste Europese reizigers die het eiland bezochten waren verrukt. Zij spraken van „een paradijs” en roemden de schoonheid van de bewoners, die zij „de gelukkigste stervelingen op aarde” achtten.
De belangrijkste middelen van bestaan waren, zoals ook nu nog, visserij en landbouw. De kokosnoten, die door de aanraking met het Westen in waarde zijn gestegen, waren toch ook vroeger van groot belang.
De Samoaanse maatschappij was die van een uitgesproken standen-staat en al hebben de hoofden onder invloed van bestuur en zending veel van hun vroegere autoriteit ingeboet, ook nu nog is het bezit van een adellijke titel van betekenis. Het bezit van deze titels schiep een grote afstand tussen de dragers er van en het gewone volk. Het duidelijkst kwam dit tot uiting in de „Koning” van Samoa. Deze was een zodanig heilige persoon, dat al wat hij aanraakte onttrokken werd aan het gewone gebruik. Dit werd dan „taboe” voor het gewone volk en aanraking met de vorst of het door hem getaboeëerde had ziekte of dood ten gevolge. De koning was zozeer taboe, dat hij voor zijn regeertaak eigenlijk onbruikbaar was en een soort major domus naast zich had.
Alleen bepaalde personen konden hem bedienen; ging hij uit, dan werd hij gedragen, opdat de grond door hem betreden niet taboe worden zou. Heeft de kerstening de meest extreme uitingen van deze taboe-vrees doen verdwijnen, sporen er van zijn ook thans nog duidelijk waarneembaar.
In de dorpen was en is de jongelingschap georganiseerd en staat onder leiding van een hoofdenzoon, terwijl de jonge meisjes onder leiding van de taupo, een hoofdendochter, staan. Speciaal de positie van de taupo was zeer bijzonder. Aan de opvoeding van deze „dorps jonk vrouw” werd grote zorg besteed. Zij stond in dienst van de gemeenschap. Zij was aanwezig bij de ceremoniële ontvangst van hoge gasten en maakte zelfs de vergaderingen mee, waar uitsluitend de hoofden toegang hadden. Zij was het, die met haar leeftijdsgenoten de ceremoniële kawa-drank bereidde.
De wortels van de kawa-plant werden fijngestampt (oorspronkelijk door de jonge meisjes gekauwd) en met water begoten. Bij geen enkele ceremoniële handeling ontbreekt deze drank, omdat zonder de kawa-ceremonie zulk een handeling niet volledig zou zijn.
Het huwelijk van de taupo was een aangelegenheid van publiek belang. Door haar huwelijk met een belangrijke hoofdenzoon werd de positie van het dorp verstevigd. Omgekeerd echter waren de vorsten er op uit een zo groot mogelijk aantal taupo’s te huwen, omdat zij op deze wijze hun gezag vergrootten. Vaak was het „huwelijk” niet meer dan een formaliteit en kreeg de taupo na enige jaren de toestemming met een ander een normaal huwelijk aan te gaan. Tegenwoordig is het instituut van taupo tot een soort folkloristische bijzonderheid afgezwakt en bezitten vele dorpen zelfs geen taupo meer.
Vóór de komst van de Europeanen kenden de Samoanen noch het gebruik van ijzer, noch het pottenbakken, noch het weven. Hun kleding bestond uit boomschors (tapa), die beschilderd werd. Zowel mannen als vrouwen droegen het bovenlijf bloot. De tatoeage, hier toen zeer in zwang, vormde een aanvullende kleding. Het voedsel werd bij gebrek aan stenen potten vrijwel nooit gekookt. Een ondiepe, met stenen gevulde kuil vormde het kookhuis.
De stenen werden door houtvuur gloeiend gemaakt, waarna het voedsel er op werd gelegd en met bladeren toegedekt. Merkwaardig is, dat de voedselbereiding hier de taak van de mannen was.
Het vroegere Samoaanse huis, ovaal van vorm, was een afdak op palen of, anders gezegd, een huis zonder wanden. Waar spijkers ontbraken, waren de balken en binten van huis en dak uitsluitend aan elkaar gebonden.
PROF. DR H. TH. FISCHER
Lit.: Erick Scheurmann, S., ein Bilderwerk (1927); American Samoa Information transmitted to the U.N. 1948; S. Masterman, The Origin of International Rivalry in Samoa 1845-1884 (1934); J. B. Stair, Old Samoa (1897); R. M. Watson, Hist. of S. (1919); F.
M. Keesing, Modern S. (1934); Idem, The South Seas in the Modern World (1945); A. Krämer, Die Samoa-Inseln (Stuttgart 1902-’03, 2 Bde); Margaret Mead, Coming of Age in Samoa (New York 1929). Voll. bibl. in: C. R. H. Taylor, A Pacific Bibl. (Wellington 1951).