gebergte (gedeelte van de Apennijnen), tevens de naam gevend aan het Ital. departement Abruzzi e Molise, dat in het N.O. tot aan de Adriatische Zee komt. Het departement Abruzzen-Molise heeft op 16546 km2 1,6 mill. inw., d.i. 103 per km2.
Deze langwerpige bergstreek, besproeid door de Aterno,die in de benedenloop Pescara heet, draagt de hoogste toppen der Apennijnen, nl. de Gran Sasso d’Italia (2914 m), ook Monte Corno genaamd, en de Monte Velino (2487 m). Zij verheft zich met een steile rotswand uit de Adriatische Zee, terwijl zij westwaarts in terrassen afdaalt en naar het Z.O. bevallige dalen, maar ook poelen en moerassen bevat. Op het gebergte bevindt zich het gedeeltelijk drooggemaakte Fucinomeer. De rivieren stromen er door diepe kloven naar zee. Het klimaat is guur en de sneeuw bedekt van Oct. tot April de bosrijke bergkammen. In de dalen echter groeien olijf-, vijge- en citroenbomen en de wijnstok levert er heerlijke druiven. De veeteelt bloeit op de bergweiden en in de dalen.De Abruzzen zijn verdeeld in vier provinciën; de inwoners zijn meest herders. Zij trekken, evenals vroeger de Westfaalse hannekemaaiers, gedurende de oogsttijd naar elders, om er voor hun arbeid een goed loon te verwerven, en keren tegen de winter naar hun bergen terug.
De Abruzzen, waardoor slechts enkele paswegen gaan, worden thans doorsneden door de spoorlijn van Pescara aan de Adriatische kust naar het knooppunt Sulmona, vanwaar de hoofdlijn doorgaat naar Rome, een zijtak naar de stad Aquila degli Abruzzi.