Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RUTGERS, victor henri

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (’s-Hertogenbosch 16 Dec. 1877 - Bochum 5 Febr. 1945), promoveerde te Amsterdam op stellingen in de rechten 1902, was advocaat en procureur aldaar 1902-1913, lid van de Prov. Staten van N.-Holland 1908-1913, lid van de Tweede Kamer 1912-1915, burgemeester van Boskoop 1915-1919, lid van de Prov.

Staten van Zeeland 1917-1925 en 1927-1928 (lid van Gedeputeerde Staten 1919-1925), minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het 1ste ministerie-Colijn 4 Aug. 1925-8 Mrt 1926 en werd in 1928 hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in het Romeins recht en het Strafrecht. Verder was hij o.a. lid en plv. voorzitter van de Nederlandse delegatie naar de Ontwapeningsconferentie. Van zijn hand verschenen publicaties op het gebied van het administratief recht, arbeidsrecht, strafrecht en volkenrecht. Tijdens de bezetting trachtte hij in een open boot naar Engeland over te steken, waarbij hij in Duitse gevangenschap geraakte en daar de dood vond.Lit.: A. M. Donner, V. H. R., in Ned. Jur.blad (1946), blz. 58/59; B. de Gaay Fortman, Levensbericht van Prof.

Mr. V. H. R. (Kampen 1946).

< >