Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Administratief recht

betekenis & definitie

is een deel van het publieke recht, dat de samenstelling, bevoegdheid en werkzaamheid van de Staat en de in de Staat bestaande publiekrechtelijke lichamen beheerst. Het andere deel wordt gevormd door het Staatsrecht.

Waar precies de grenzen tussen beide liggen, is een twistvraag, die te onzent niet definitief is opgelost, al gaan in de practijk de gedachten wel ongeveer dezelfde richting uit. Een zeer ruime inhoud wilde Van Vollenhoven in zijn „Omtrek van het administratief recht” aan dat recht geven, door er alies onder te brengen, wat niet sinds „eeuwen geijkt is als materieel Staatsrecht”, „materieel privaatrecht” of „materieel strafrecht”, waardoor met name ook de regelen van burgerlijke rechtsvorming en van strafvordering er onder zouden vallen. De practijk heeft die opvatting echter niet gevolgd, maar het administratief recht beperkt tot het bestuursrecht, zodat de rechtsregelen inzake de wijze van vervulling van hun taak door wetgevers en rechters er buiten vallen. In verband daarmede geeft men in de laatste tijd niet zelden aan de term „bestuursrecht” de voorkeur boven die van administratief recht. Ook dan echter blijft de vraag, welk deel van dat bestuursrecht, de regelen betreffende de uitvoerende macht en de vervulling van haar taak, tot het Staatsrecht behoort. In het algemeen zal men wel mogen aannemen, dat dit het geval is met hetgeen de samenstelling en de bevoegdheid der bestuursorganen raakt, terwijl de regelen betreffende hun werkzaamheid tot het administratief recht behoren. Aan die regelen zelf kan men tweeërlei karakter toekennen. Men kan er in zien een grondslag, een vast fundament, voor het publiekrechtelijk optreden tegen de burgers, waarbij hun plichten op de voorgrond staan. Men kan er echter ook in zien een bescherming van de burgers tegen een almachtige staat. Dat over het terrein en de grenzen van enerzijds Staatsrecht, anderzijds administratief recht, gestreden kan worden, wijst er al op, dat men geen principieel onderscheid tussen beide behoeft te aanvaarden, maar veeleer een afgrenzing, die door historie en practijk wordt bepaald. Het komt ons, met het merendeel der schrijvers, dan ook voor, dat uit het enkele feit dat enig instituut tot het administratief recht behoort en niet tot het Staatsrecht of omgekeerd, op zichzelf geen rechtsgevolgen voortvloeien, zodat hier veeleer een door practische overwegingen bepaalde terreinverdeling aanwezig is. De onderscheiding tussen de regelen betreffende samenstelling en bevoegdheid der organen enerzijds en die betreffende hun werkzaamheid anderzijds, dus tussen de machinerie zelf en het product van de machinerie, heeft er toe geleid, te spreken van regelen omtrent de Staat in rust tegenover regelen omtrent de Staat in beweging. Ofschoon ook hiertegen be-

zwaar valt te maken, geeft het misschien het duidelijkst een ook voor den leek bruikbare scheidslijn.

Bij het administratief recht is de verhouding van de publiekrechtelijke lichamen tot de particulieren betrokken. Maar niet geheel wordt die verhouding door het administratief recht beheerst. Voor een deel ook door het privaatrecht. De vraag doet zich dus voor, hoe de regelen van privaatrecht en van administratief recht tegenover elkander staan, als zij eenzelfde verhouding kunnen beheersen {z publiek- en privaatrecht).

Het administratief recht heeft zich stuksgewijs ontwikkeld, waarbij de ontwikkeling zich uiteraard steeds breder en sneller heeft voltrokken, naarmate het publiek gezag zich een ruimer taak ten aanzien van de burgerij ziet toegekend. Daardoor is het steeds weer een weinig overzichtelijk geheel van tal van wetten, besluiten en verordeningen geworden, die ieder op zichzelf zonder veel onderlinge samenhang zijn tot stand gekomen. Het streven is onder de invloed daarvan geworden om de algemene lijnen, welke in die stuksgewijze wetgeving verscholen liggen, te ondersteunen en verder te ontwikkelen. Dat leidde enerzijds tot wetenschappelijke geschriften betreffende het algemeen deel van het administratieve recht, anderzijds tot de wens naar een wet, waarin de algemene beginselen, voorzover mogelijk, zijn neergelegd en die het gehele terrein zal beheersen, voorzover voor het concrete geval geen afwijkende regeling wenselijk zal worden geacht, MR DR A. L. SCHOLTENS

Lit.: Men zie voor het onderwerp de handboeken van Staatsrecht van Kranenburg, Struijcken, Van der Pot, en over de encyclopaedie van het recht: Zevenbergen, en voorts Van Vollenhoven, Omtrek van het administratief recht (1926); Hu art, Taak en methode bij de beoefening van het administratief recht (1930); Romeijn, De strijd om het administratief recht (Themis) Rechtsgeleerd Magazijn (1943), blz. 297-326; Idem, Administratief recht (1934 en 1939); Van der Grinten, in Verspreide opstellen (1934) blz. 167-174; Van Poelje, Beginselen van Nederlandsch administratief recht (1927) en: Inleiding tot het bestuursrecht (1937); Kranenburg, Inleiding in het Nederlandsch administratief recht (1941); Koelma en Kranenburg. Praeadviezen over de verhouding van Staatsrecht en administratief recht en de behandeling daarvan in de Algemeene Vergadering van de Vereeniging voor administratief recht (1940). Vegting, Plaats en Aard van het Admin. Recht, inaugurele rede (Amsterdam 1946). Een behandeling van de historie in: De la Bassecour Caan, Handleiding tot de Kennis van het administratief recht in Nederland (1856—157), uiteraard louter van historisch belang mede om de daarin neergelegde opvattingen van Thorbecke te leren kennen; Nederlandsch administratief recht (Gedenkboek Oppenheim 1919); J. N. Elenbaas c.s., Handboek tot de beoefening van het Nederlandsch administratief recht (Commentaar in verschillende delen op verschillende wetten); Nederlandsch Bestuursrecht (1932).

In BELGIË regelt het administratief recht de bevoegdheid en de bedrijvigheid van alle openbare agenten die noch tot de wetgevende noch tot de rechterlijke macht behoren. Met de steeds toenemende overheidsbemoeiing heeft het gebied dat door het administratief recht wordt bestreken, in de laatste decennia, een aanzienlijke uitbreiding genomen. Als administratieve overheidsorganen dienen in het Belgische Recht aangestipt: de koning, de ministers, de gouverneurs, de provinciale raden, de bestendige deputatie, de arrondissements-commissarissen, de burgemeesters, de gemeenteraden en de colleges van burgemeesters en schepenen.

DR A. MAST

Lit.: A. Giron, Le droit public en Belgique (Bruxelles 1884); M. Capart, Droit administratif élémentaire (Bruxelles 1922); K. Brants, De Staatsinrichting in België, Beginselen van grondwettelijk recht en van administratief recht (Brussel 1931); M. en M. Vauthier, Précis de droit administratif de la Belgique (Bruxelles 1937)» 2e editie.

De Vereniging voor administratief recht

is in 1939 opgericht en bedoelt diegenen bijeen te brengen, die belang stellen in een stelselmatige en wetenschappelijke beoefening van het administratief recht. Bij de oprichting gold als overweging, dat het administratief recht door zeer velen dagelijks wordt gehanteerd, maar dat het door weinigen systematisch wordt beoefend, en dat verandering in die toestand wenselijk zou zijn. Telkenjare wordt in een algemene vergadering een onderwerp uit het werkterrein der vereniging aan de orde gesteld, na door praeadviseurs te zijn voorbereid, terwijl ook overigens onderwerpen worden ter hand genomen, die voor de ontwikkeling van het administratief recht in Nederland van belang zijn.