is de traditionele naam van de tussen ca 1455 en 1485/7 telkens weer opflakkerende binnenlandse oorlog in Engeland, een worsteling om de troon tussen twee partijen (wisselend van samenstelling) van de adel ter wille van de tegenstrijdige aanspraken van het Huis van York en dat van Lancaster. Het eerste had de Witte Roos als embleem, terwijl het tweede (of veeleer het Huis Tudor eerst tegen het einde van de strijd de Rode Roos als kenteken voerde.
Als verklarende omstandigheden zijn te zien:
1. de toestand van steeds voortschrijdende anarchie onder de tot regeren onbekwame Hendrik VI, ook ten gevolge van de langdurige oorlog in Frankrijk (zie Honderdjarige Oorlog);
2. de politieke malaise die het ongelukkige verloop van deze oorlog veroorzaakte en die de dynastie van Lancaster in discrediet bracht, ondanks persoonlijke bemindheid van de koning;
3. de ontwrichting, mede als gevolg van de oorlog, van het oude feodale stelsel en de vorming van een „bastaard-feodaliteit” die aan enkele grote baronnen door een aanhang van cliënten en van betaalde gewapende „retainers” sterke machtsposities verschafte;
4. het werkloos worden van dit krijgsvolk na de verdrijving der Engelsen uit het vasteland (1453), en
5. een algemene economische en sociale crisis.
De aanleiding werd gevormd door de aanspraken op de troon van Richard hertog van York, die wel is waar een jongere tak van het Huis Plantagenet vertegenwoordigde dan de regerende Lancasters, maar die van moederszijde de rechten had geërfd van de oudere tak Clarence-Mortimer, waarmee bij de staatsgreep van 1399 (zie Hendrik IV) geen rekening was gehouden (zie stamboom Plantagenet). De geboorte van een troonopvolger in 1453 maakte deze dynastieke kwestie een acuut probleem. De strijd bracht in 1461 met Edward IV het Huis York op de troon, herstelde tijdelijk in 1470-’71 dat van Lancaster en bracht in 1485 de uiteindelijke overwinning aan Hendrik Tudor, die wegens zijn moeder (uit de gelegitimeerde bastaardtak Beaufort-Somerset) afstamming van de Lancasters kon laten gelden en die in 1486 door zijn huwelijk met Elizabeth van York de aanspraken van de Witte met die der Rode Roos verenigde. Voor het verloop, van af de eerste slag van St Albans (22 Mei 1455) tot de slag van Bosworth (22 Aug. 1485), zie Hendrik VI, Edward IV, Richard III en Hendrik VII; zie ook Cade. Bosworth wordt gewoonlijk als eindpunt aangenomen, hoewel misschien beter de slag van Stoke (16 Juni 1487) als zodanig kan worden beschouwd. Ook daarna bleef de positie van Hendrik VII Tudor echter nog jarenlang door aanhangers der Witte Roos bedreigd.
De oorlogen werden hoofdzakelijk, en met ongekende verbittering, gevoerd tussen de edelen en hun aanhang. Tallozen kwamen om op slagveld of schavot; de uitdunning der baronnengeslachten maakte het sterke monarchale beleid van Hendrik VII mogelijk. De massa van de bevolking hield zich zoveel mogelijk afzijdig en het land zelf had betrekkelijk weinig onder de oorlog te lijden. Zo ook Londen en de andere steden, die door beide partijen werden ontzien. Over het algemeen steunden zij de pretendent die de beste waarborgen bood voor een krachtig bewind: eerst Edward IV, later Hendrik Tudor, ondanks de twijfelachtigheid van diens recht. De diepe en blijvende afkeer van burgeroorlog en regeringloosheid, die het absolutisme van de Tudors bijna populair maakte, komt treffend tot uiting in Shakespeare’s Henry VI en Richard III.
DR A. G. JONGKEES
Lit.: J. H. Ramsay, Lancaster and York, II (1892); Ch. Oman, The History of England 1377-1485 (1906: Polit. Hist. of Engl. van Hunt en Poole, IV); K. H.
Vickers, England in the Later Middle Ages (1913: Hist. of Engl. van Oman, III); K. B. McFarlane en C. H. Williams in: Cambr. Med.
Hist. VIII (1936), ch. XI-XII; E. F. Jacob, The Fifteenth Century (Oxford Hist. of Engl. VI, in 1952 nog niet verschenen); R.
B. Mowat, The Wars of the Roses (1914); H. T. Evans, Wales and the Wars of the Roses (1915); C. L. Kingsford, Prejudice and Promise in 15th Century England (1928); W.
I. Haward, Economic Aspects of the Wars of the Roses, in: Engl. Hist. Rev. XLI, 1926; A. F.
Pollard, Parliament in the Wars of the Roses (Glasgow Univ. Public. XLII, 1936).