(Scarlatina) is een acute besmettelijke ziekte, die begint na een incubatietijd van ca 7 dagen, d.w.z. deze tijd verloopt van het ogenblik der besmetting af tot aan de eerste ziekteverschijnselen. De ziekte zelf begint als regel zeer plotseling met een angina, die keelpijn veroorzaakt, en hoge koorts en braken.
Dat het roodvonk is en niet een gewone angina, kan soms al op de eerste dag vermoed worden, omdat men in de keel, op het weke verhemelte vooral, rode vlekjes ziet (enantheem), en is meestal de tweede dag reeds zeker uit te maken, omdat dan de uitslag op de huid (exantheem) optreedt, die op borst en rug pleegt te beginnen. Van daar breidt deze zich uit naar de armen, de benen en naar het gezicht, waar het de streek om mond en neus vrijlaat. De uitslag is een egale roodheid, waarop een groot aantal fijne rode pukkeltjes te zien zijn. Na enkele dagen wordt de tong rood en glanzend en ziet er als gevernist uit: dit is een gevolg van de afstoting van het dikke witte beslag van de eerste dagen. Meestal pas na een week kan de afschilfering (desquamatie) van de huid beginnen, waarbij typisch is, dat er vooral aan vingers en tenen grote lappen vel loslaten. De genezing geschiedt langzaam, de koorts daalt geleidelijk (lytisch). De keel reinigt zich en de eetlust en vrolijkheid keren terug.De roodvonk is op zichzelf tegenwoordig in Nederland meestal een goedaardige ziekte: er sterven jaarlijks 4 maal zoveel kinderen aan kinkhoest of mazelen dan aan roodvonk. Dit hangt ook daarmee samen, dat niet iedereen voor de ziekte, die zeer besmettelijk is, vatbaarheid bezit. De besmettelijkheid is zelfs zeer hardnekkig, zodat het nogal eens voorkomt, dat een kind, nadat het 6 weken in een ziekenhuis is verpleegd, na thuiskomst nog weer een broertje of zusje besmet.
Er zijn in het verloop en de ernst van de ziekte zeer grote verschillen. Zelfs komen in een epidemie vele gevallen voor, waarbij de kinderen nauwelijks ziek, maar wel besmettelijk zijn voor andere, meer vatbare kinderen. Niet de velletjes zijn besmettelijk, maar de afscheiding van neus en keel. Dat roodvonk toch nog een zeer gevreesde ziekte is, ligt in het gevaar van complicaties. Deze kunnen velerlei zijn. Dikwijls ziet men de eerste dagen al een lymphklierzwelling aan de hals ontstaan, die nu en dan erger wordt en in verettering overgaat. Herhaaldelijk is een otitis media, een middenoorontsteking, het gevolg van roodvonk en het komt voor, dat de oorontsteking verder voortgaat.
Ook na enkele weken is er nog kans op complicaties. Soms stijgt dan de temperatuur opnieuw, gaat het kind weer over keelpijn klagen, krijgt pijn in de gewrichten en kan dan ook de verschijnselen vertonen van een nierontsteking (zie nieren, nierziekten). De urine bevat bloed, de hoeveelheid vermindert, en het kind wordt bol in het gezicht door oedemen.
De oorzaak van roodvonk is nog niet met zekerheid bekend. Gladys en George Dick menen, dat een streptococ van bijzondere eigenschappen de oorzaak is. Het lijdt geen twijfel dat streptococcen bij roodvonk een bijzondere rol spelen, aangezien men ze bij alle complicaties aantreft.
Men heeft ook bij roodvonk een methode uitgewerkt om de gevoeligheid voor de ziekte te bepalen, door de bouillon, waarin streptococcen gegroeid zijn, in sterke verdunning in de huid in te spuiten (reactie van Dick). De ontstekingsreactie blijft achterwege, wanneer de ingespoten persoon voldoende anti-toxine in zijn bloed heeft. Ditzelfde toxine wordt meestal na verschillende bewerkingen te hebben ondergaan gebruikt voor het bereiden van een vaccin voor actieve immunisatie. Inspuiting van een grote hoeveelheid daarvan geeft verschijnselen van ziek zijn met koorts en uitslag, die moeilijk te onderscheiden zijn van een lichte roodvonk. Voor de behandeling van ernstige gevallen van roodvonk maakte men tot voor kort gebruik van een serum van paarden, die ingespoten zijn met roodvonk-toxine of van reconvalescentenserum of althans van serum van gezonde personen, die blijkens een negatieve reactie van Dick antitoxine in hun bloedserum herbergen.
Bestrijding van de ziekte met maatregelen, die ten doel hebben de besmetting te voorkomen, zijn weinig doeltreffend, omdat zeer vele mensen na contact met roodvonk de ziekte niet krijgen of in zeer lichte graad (angina), zodat ze niet ziek en wel immuun worden. Een moeilijkheid voor de toepassing dezer maatregelen is bovendien, dat personen, die roodvonk gehad hebben, soms nog maandenlang besmettelijk blijven. Deze methoden van behandeling zijn op de achtergrond geraakt door de toepassing van de penicilline. Wanneer dit tijdig wordt toegediend, zou de kans op complicaties kleiner worden en de besmettelijkheid in korte tijd (1 tot 2 weken) verdwijnen. Het succes van deze therapie geeft steun aan de opvatting, dat de streptococcen en wel de soorten, die erythrogeen toxine vormen, de oorzaak zijn van roodvonk.
PROF. DR E. GORTER