Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RIEBEECK, jan anthonisz van

betekenis & definitie

Nederlands koloniaal pionier (Culemborg 21 Apr. 1619 - Batavia 18 Jan. 1677), sinds 1639 onder-chirurgijn in dienst der Oost-Indische Compagnie, daarna overgegaan bij de administratie en werkzaam op Deshima, Tonkin en Formosa; in 1648 ontslagen, doch in 1651 als opperkoopman opnieuw uitgezonden om een nederzetting aan de Kaap te stichten, waar hij op 6 Apr. 1652 aankwam. Hij heeft de grondslag gelegd voor de kolonie aldaar en is er tot 1662 als commandeur werkzaam geweest; zijn Daghregister over die jaren (uitg. door de Van Riebeeck-vereniging, bew. [i]D.

B. Bosman [/i]en H. B. Thom, 3 dln, Kaapstad 1952 e.v.) bevat zijn bevindingen. Teruggekeerd naar Indië, trad hij op als lid van de Raad van Justitie, bevelhebber te Malaka (tot 1665) en secretaris der regering (tot zijn dood). Zijn standbeeld staat op de Heerengracht te Kaapstad. Sinds 1952 is 6 Apr. een nationale gedenkdag in Zuid-Afrika.Lit.: C. L. Leipoldt, J. v. R. a Biogr. Study (London 1936); E. C.

Godée Molsbergen, J. v. R. en zijn tijd (Amsterdam 1934, Patria 3); J. Haantjes, Verkenner in koopmansland: J. v. R. (Amsterdam 1946); J. v. R., zijn voor- en nageslacht (’s-Gravenhage 1952); D. B.

Bosman, Inleiding tot Daghregister, dl I (1952); Idem, Brieuwe van Johanna Maria v. R. en andere Riebeeckiana (Amsterdam 1952); W. C. Mees, Maria Querellerius, huisvrouw v. J. v. R. en haar omgeving (Assen 1952).

< >