Duits wijsgeer (Dantzig 25 Mei 1863 - Heidelberg 25 Juli 1936), werd in 1891 privaatdocent in Freiburg, sedert 1894 aldaar extra-ordinarius, in 1896 ordinarius en was sedert 1915 hoogleraar voor wijsbegeerte te Heidelberg. Hij is vooral bekend geworden door zijn waardefilosofie, waarbij hij de door W.
Windelband getrokken lijnen meer systematisch preciseerde en deze van de metaphysica trachtte los te maken. Samen met Windelband is hij de leider van de op Kant en Fichte teruggaande zgn. Zuidwestduitse of Badense school van wijsbegeerte. De cultuur is vanuit het transcendentaal idealisme te verstaan als een complex van geldigheden, die „aan gene zijde van het subject en het object liggen”. De bijzondere taak der wijsbegeerte ligt daarin, de vraag naar de ontmoeting tussen waarde en werkelijkheid te onderzoeken. Rickert ontdekt in deze tussenlaag het „rijk van de zin”; iedere acte van waardering is in wezen een verschaffen van zin aan de dingen. Hij was een felle bestrijder van de in zijn tijd opkomende levensfilosofie.PROF. DR H. VAN OYEN
Bibl.: Zur Lehre der Definition, diss. (1888); Der Gegenstand der Erkenntnis (1892; vele drukken); Die Grenzen der naturwissenschaftlichen Begriffsbildung (1896; vele drukken); Kulturwissenschaft und Naturwissenschaft (1899); Die Philosophie des Lebens (1920); System der Philosophie I (1921); Kant als Philosoph der modernen Kultur (1924); Die Logik des Prädikats und das Problem der Ontologie (1930); Selbstdarstellung, in: Deutsche Syst. Philos. nach ihren Gestalten II (1934).
Lit.: A. Faust, H. R. und seine Stellung innerhalb der deutschen Philosophie der Gegenwart (1927); Festgabe für H. R. z. 70. Geb.tag hrsg. v. A.
Faust (1933); F. Federici, La Filosofia dei valori di H. R. (Firenze 1933), m. bibliogr.; R. Zocher, H. R.’s philos. Entwickl., in: Ztschr. f. deutsche Kulturphilosophie IV (1937).