Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Acte

betekenis & definitie

als diplomatiek begrip (= staatsstuk), komt ook in de naam van enkele bekende staatsstukken in onze geschiedenis voor. Het meest van betekenis voor Nederland zijn geweest:

De Acte van consulentschap

Staatsstuk uit de nadagen van de Republiek, gesloten op 3 Mei 1766 tussen stadhouder Willem V en den hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, waarbij deze op zich nam den prins steeds met raad en daad terzijde te staan, zonder verantwoordelijkheid, tenzij aan den prins zelf. Het stuk, dat den hertog beveiligen moest tegen eventuele aanvallen van de hem vijandige prinses Carolina, ’s prinsen zuster, en haar echtgenoot, was opgesteld door Van Bleiswijk, pensionaris van Delft. Zij bleef voor het grote publiek geheim. Toen de acte in 1784 in De Post van den Neder-Rhijn gepubliceerd werd, ontstond er alom verbazing en ontsteltenis, welke tot gevolg had, dat Brunswijk nu definitief het land verliet. Geheel gemotiveerd is die verontwaardiging niet geweest; immers, staatsgevaarlijk kan het stuk niet heten. Wel is het kenmerkend voor het gemis aan zelfstandigheid bij den jongen prins.

De Acte van garantie

Na de restauratie van het stadhouderschap (1787) sloten de Nederlandse gewesten een mutuele acte van garantie (1788), waarbij zij elkander het ongerept voortbestaan van de staatsinstellingen en van het stadhouderschap waarborgden. Het doel was een bescherming van het stadhouderschap en tevens een poging om het aristocratisch-oligarchisch staatsbestel van de Unie te vrijwaren tegen eventueel machtsmisbruik van den stadhouder. De regentie is dus in het offensief gedrongen en erkende feitelijk de machteloosheid van de staatsgezinde gedachte. Bij de acte van garantie sluit aan een defensieve alliantie van de Republiek met Pruisen en Engeland (1788), waarbij beide staten tevens aan de Staten-Generaal het voortbestaan van de staatsinstellingen garandeerden. Dit alles is ten slotte waardeloos gebleken.

De Acte van Navigatie

de bekendste der vele wetten in Engeland, uitgevaardigd om de nationale scheepvaart tegen buitenlandse concurrentie te beschermen. De oudste dezer wetten is van 1381; die van 1651 werd uitgevaardigd door het Parlement, toen Cromwell de Engelse Republiek beheerste. Haar strengheid hangt samen met het toen algemeen gehuldigd Mercantilisme in de economische politiek: het land moet zoveel mogelijk in eigen behoeften voorzien. Zij bepaalde:

1. dat van alle landen of koloniën buiten Europa alleen door schepen, aan Engelsen behorend en met Engelsen bemand, goederen naar Groot-Brittannië mochten worden vervoerd;
2. dat de waren der Europese landen in Engeland mochten worden ingevoerd óf door Engelse schepen óf door schepen van het land, vanwaar ook de goederen afkomstig waren;
3. vis mag alleen met aan Engelsen behorende schepen worden aangevoerd.

Deze acte was vooral gericht tegen de Nederlandse handel en heeft ook veel kwaad gedaan; alle pogingen om haar ingetrokken te krijgen mislukten, ook toen Willem III koning van Engeland was geworden en ondanks het gezantschap, dat hiervoor toen naar Londen ging onder leiding van burgemeester Witsen. Alleen werd bij de vrede van Breda (1667) de acte enigszins in ons voordeel uitgelegd, doordat voortaan waren uit Duitsland, langs de Rijn aangevoerd, als Nederlandse waren zouden worden aangemerkt.

Veel strijd heeft de acte ook veroorzaakt tussen de Amerikaanse koloniën en Engeland in de 18de eeuw; deze volksplantingen op de kust van Noord Amerika waren immers tot grotendeels zelfstandige staatjes uitgegroeid en voelden het als een inbreuk op die zelfstandigheid, dat de Engelsen op grond van de Acte van Navigatie bleven eisen, dat alle handel via het moederland zou geschieden. Vandaar, dat de V. S., kort na hun onafhankelijkheidsverklaring, als représaille een soortgelijke navigatie-acte uitvaardigden tegen Engeland gericht (1789).

De eerstgenoemde acte werd in 1849 ingetrokken: Engeland ging over tot een tijd van grote vrijheid van handel. Alleen de kustvaart bleef nog voor schepen onder andere vlag verboden tot 1854. Bovendien had Groot-Brittannië geëist, dat er reciprociteit zou bestaan en dus ook andere landen hun beperkende bepalingen zouden intrekken. Tengevolge daarvan trok ook Amerika zijn acte van navigatie in 1849 in, met uitzondering van de kustvaart. Een paar jaar later vervielen ook in Nederland alle bepalingen, die de eigen vlag bij de scheepvaart beschermden scheepvaartwetten en Thorbecke).

De Acte van Seclusie

werd 4 Mei 1654 door de Staten van Holland aangenomen, ondanks het verzet van vijf steden (o.a. Haarlem en Leiden) en dus, tegen het gebruik, bij meerderheid van stemmen. De Witt had haar opgesteld en heeft haar verdedigd, omdat Cromwell deze eis gesteld had: bij de vredesonderhandelingen te Westminster (Eerste Engelse oorlog) had hij o.a. de belofte geëist, dat nooit een Oranje (verwant met de door hem bestreden Stuarts) zou worden benoemd tot Stadhouder of Kapitein-Generaal. De Staten-Generaal hadden deze belofte geweigerd en Cromwell had toen genoegen genomen met een toezegging vanwege Holland. Pas na het sluiten van de vrede maakte De Witt, die haar ook liever niet gegeven had, dit aan de Staten bekend en zette de nakoming van zijn belofte door. Bij de Acte zeiden de Staten van Holland, om aan de wens van Cromwell tegemoet te komen en daardoor de vrede tussen de beide Republieken des te beter te bewaren, te verklaren, dat zij nimmer een Oranje tot Stadhouder van hun gewest zouden benoemen of medewerken aan zijn benoeming tot Kapitein-Generaal van de Unie. De Acte, in het geheim behandeld, werd toch bekend en lokte veel protesten uit, speciaal van Friesland. De Witt verdedigde nu Hollands recht en maakte de Acte aan de Staten-Generaal bekend. In een Deductie kwam hij op voor deze zaak: dat het een zuiver interne kwestie gold en Holland daarin souverein was, tevens zeggend, dat het hier geen ondank was jegens de Oranje’s, die immers voor hun daden reeds genoeg beloond waren, en dat het om de „vrijheid” in de Republiek het beste was de Staten der gewesten geheel zelfstandig te doen zijn, zonder inmenging van welk machtig persoon ook naast zich. Toch heeft de Acte blijvend een sterke stemming tegen De Witt en de Staten van Holland verwekt. Ook de Stuarts waren er slecht over te spreken en daarom vond men het geraden de Acte in te trekken ter gelegenheid van de vriendelijke ontvangst, Karel II in Den Haag bereid, toen deze in 1660 geroepen was weer koning van Engeland te worden.

De Acte van verbintenis

eigenlijk „Acte van onderlinge verbintenisse tusschen vaderlandlievende Regenten”, is een document uit de patriottenbeweging. Aangenomen op de vergadering van vaderlandse regenten op 7 en 8 Aug. 1786 te Utrecht, waarin de ondertekenaars, onder invloed van de democratisch-georiënteerde vrijcorpsenbeweging, zich verbonden „eene volksregeering bij representatie” te eisen, „met een daaraan ondergeschikt erfstadhouderschap in het doorlugte Huis van Oranje.” Duidelijk blijkt hier, dat voor het democratisch patriotisme de afkeer van Oranje slechts secundaire betekenis had, dat men de waarde van de dynastieke verbondenheid begreep. Het aldus verlangde staatsbestel schijnt een vroege aankondiging van de constitutionele monarchie.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

DR L. G. J. VERBERNE