naam van enige koningen van Engeland.
Richard I, Leeuwenhart (Cœur de Lion)
(Oxford 8 Sept. 1157 - Chalus 6 Apr. 1199), was de derde zoon van Hendrik II en van Eleonora van Poitou. Hij werd hertog van Aquitanië in 1172 en moest vaak met geweld in zijn hertogdom optreden tegen de rebellerende edelen. Hij kwam met zijn broers herhaaldelijk in verzet tegen zijn vader of streed met zijn oudere broeder Hendrik, na wiens dood (1183) hij kroonprins werd. Dit gaf opnieuw reden tot strijd met Hendrik II, die zo hoog liep dat Richard zich aansloot bij Philips Augustus, de Franse koning, met het gevolg dat de Engelse koning een nadelige vrede moest sluiten (1189). Dadelijk na Richards troonsbestijging (3 Sept. 1189) richtte Philips zich tegen hem, maar sloot een verdrag van vriendschap, toen het plan tot deelneming aan de derde kruistocht gemaakt werd, aan de voorbereiding waarvan Richard grote sommen besteedde (1190). Doch kort daarop bestormde en plunderde Richard Messina en kwam het tot een openlijke twist tussen hem en Philips Augustus die zijn deel in de buit eiste.
Toen deze laatste naar Akko vertrok verloofde Richard zich met Berengaria van Navarra. Met haar zeilde hij uit en veroverde Cyprus. Nadat hij met Berengaria was gehuwd (op Cyprus, Mei 1191), ging hij onder zeil en kwam 8 Juni bij Akko, welke stad door verenigde kruisridders ingenomen werd (12 Juli). Philips Augustus keerde naar Frankrijk terug, maar Richard zette de oorlog voort, behaalde 7 Sept. bij Arsoef een schitterende overwinning op Saladin en veroverde Jaffa en Askalon. Richard maakte zijn zusters zoon, graaf Hendrik van Champagne, koning van Jeruzalem. Toen hij vernam dat zijn broeder Jan zonder Land samenspande met Philips Augustus, sloot hij een wapenstilstand met Saladin. Op weg naar Europa viel hij in handen van Leopold VI, hertog van Oostenrijk, die hij bij de belegering van Akko beledigd had, waarom deze hem op de burcht Durrenstein gevangen zette.
De Duitse keizer Hendrik VI eiste de uitlevering van Richard, die in verbinding stond met Hendrik de Leeuw en andere vijanden der Hohenstaufen. Daarop werd Richard naar het slot Trifels gebracht. Hij herkreeg zijn vrijheid, nadat hij de leenhoogheid van de keizer erkend had en zich tot de betaling van een losgeld had verbonden (2 Mrt 1194). Bij zijn komst in Engeland bleek hem, dat zijn broeder Jan zich bij Philips Augustus had aangesloten om op die wijze koning van Engeland te worden. Weldra onderwierp Jan zich en verkreeg vergiffenis, Richard werd opnieuw gekroond. Hoewel Richard er de voorkeur aan had gegeven naar het H. Land te gaan moest hij de strijd tegen Frankrijk voortzetten, totdat eindelijk in 1198, door bemiddeling van paus Innocentius III, een wapenstilstand werd gesloten.
Kort daarop werd Richard bij de belegering van het kasteel Châlus in Normandië dodelijk gewond door Guidomar van Limoges, die zijn vader en broeder op de koning te wreken had. Hij werd opgevolgd door zijn broeder Jan (zonder Land). Richard maakte door zijn buitengewone dapperheid, die vaak roekeloosheid werd, een grote indruk op zijn tijdgenoten en leefde in de dichtkunst lang voort. Er is veel aan te merken op zijn beleid als koning. Hij was onstandvastig, sterk door zijn gevoelens beheerst, roekeloos, spilziek en soms een ware fantast — zodat Engeland in zijn plannen slechts een bescheiden plaats bekleedde. Men hoede er zich nochtans voor hem met moderne maatstaven te meten. Hij was in de eerste plaats de onstuimige, dichterlijke ridder (hij schreef zelf poëzie), heftig en uit één stuk zowel in zijn vlagen van grote edelmoedigheid als in zijn fouten.
Lit.: J. H. Ramsay,The Angevin Empire(1903); K. Norgate, Richard the Lion Heart (1924); A. L. Poole, From Domesday Book to Magna Carta, 1087-1216 (1951, Oxford History of England III, alwaar verdere lit.).
Richard II
(Bordeaux 6 Jan. 1367 - Pontefract 14 Febr. 1400), zoon van Edward, de Zwarte Prins, volgde 21 Juni 1377 zijn grootvader Edward III op en stond aanvankelijk onder de voogdij van zijn ooms, de hertogen van York, Gloucester en Lancaster. Reeds in 1381 brak in Engeland een geweldig oproer van boeren en handwerkslieden uit.
Oorzaak daarvan was de onderdrukking van de mindere man door de edelen, geestelijken en stadsbesturen, die in het Parlement machtig waren: de vrijheid der boeren werd ernstig beperkt, de lonen verlaagd en ten slotte een voor allen gelijk hoofdgeld opgelegd, om de kosten van het hof en van de ongelukkige oorlog (zie Honderdjarige Oorlog) te bestrijden. De jonge koning legde grote tegenwoordigheid van geest aan de dag, beloofde eigenmachtig de opheffing der lijfeigenschap, maar stelde zich daarna aan het hoofd van de adel tegen de boeren, wier opstand met ruw geweld onderdrukt werd. Geleid door onbekwame en hebzuchtige raadgevers regeerde hij niet goed. Zijn wisselvallig karakter, dat vlagen van depressie en van onbeheerste woede toonde, maakte hem als vorst gehaat, terwijl hij toch niet van staatsmanstalent ontbloot was. De verliezen in Frankrijk en het geringe succes van een in 1385 ondernomen veldtocht deden de ontevredenheid tegen hem toenemen. Zijn tegenstanders verbonden zich in 1386 met de hertog van Gloucester en dreven bij parlementsbesluit de instelling van een regentschapsraad door, waarvan Richard zich eerst in 1390 kon bevrijden, door zich te verzoenen met het Parlement, door gebruik te maken van de onenigheid tussen de hertogen van Gloucester en van Lancaster en door bekwamere raadgevers te kiezen.
Met Frankrijk sloot hij nu een wapenstilstand, die telkens werd verlengd. Hij verloofde zich in 1396, na de dood van zijn eerste gemalin (Anna van Bohemen, gest. 1394, een dochter van keizer Karel VI, met wie hij in 1383 gehuwd was) met Isabella, de nauwelijks zevenjarige dochter van Karel VI, koning van Frankrijk.
Daarop ging hij, onverklaarbaar, plotseling over tot geweldmaatregelen: Gloucester werd in hechtenis genomen en te Calais in de gevangenis vermoord; de graaf van Arundel onthoofd en Warwick verbannen. Nu liet Richard op onwettige wijze door het gewillige Parlement een commissie van 18 edelen met uitgebreide volmacht benoemen, zodat hij het Parlement missen en naar willekeur handelen kon. Toen hij echter in 1399 een veldtocht naar Ierland ondernam, begon de in 1398 verbannen hertog van Hereford, die Richard van de goederen zijns vaders (de hertog van Lancaster) beroofd had, een opstand en de koning, die bij zijn terugkomst uit Ierland bij niemand steun vond, werd in Aug. 1399 door Hereford gevangengenomen. Nadat hij in de Tower te Londen was opgesloten, moest hij 30 Sept. de acte van afstand ondertekenen, terwijl het Parlement hem afzette, waarna Hereford onder de naam Hendrik IV het bewind aanvaardde. Richard werd vervolgens als gevangene naar het kasteel Pontefract in het graafschap York gebracht en stierf aldaar.
Bibl.: The Diplomatic Correspondence of R. II, ed. by E. Perroy (1933).
Lit.: R. Wallon, R. II (2 dln, 1864); J. H. Ramsay, Genesis of Lancaster, II (1913); E. Déprez, in: Hist. du Moyen Age éd. p.
Glotz, VII (1937), blz. 99 vlg., alwaar verdere lit.; A. B. Steel, R. II (1941).
Richard III
(Fotheringhay 2 Oct. 1452 - Bosworth 22 Aug. 1485), de jongste zoon van hertog Richard van York, werd door zijn broeder Edward IV, die zich van de Engelse troon had meester gemaakt, tot hertog van Gloucester verheven. In weerwil van zijn misvormd lichaam betoonde hij in de strijd moed en begaafdheid, maar ook onmenselijke hardheid. Hij nam deel aan de vermoording van Hendrik VI en was ook vrijwel zeker schuldig aan de dood van Edward van Wales na de slag bij Tewkesbury. Van zijn broer, de koning, kreeg hij grote lenen. Hij huwde met de dochter van Warwick en werd in 1480 luitenant-generaal van Noord-Engeland, waar hij goed regeerde en met succes tegen de Schotten vocht.
Na de dood van Edward IV (9 Apr. 1483) liet Richard wel is waar diens zoon, Edward V, te wiens behoeve hij zich met het regentschap belastte, tot koning uitroepen, maar koesterde tevens het voornemen, zich zelf meester te maken van de kroon. Tot dat doel bracht hij de hertog van Buckingham, een gezworen vijand der koningin-moeder, aan zijn zijde, maakte zich meester van de jonge koning en later ook van diens broeder, de hertog van York, wist 13 Juni de aanhangers des konings door een staatsgreep onschadelijk te maken en liet zich zelf 25 Juni door het Parlement, dat het huwelijk van Edward IV onwettig verklaarde, tot koning uitroepen. 6 Juli 1483 volgde zijn kroning en weinige dagen daarna werden de beide prinsen in de Tower vermoord, zeker op zijn bevel. Ook Buckingham werd, toen hij ontevreden was over de ontvangen beloning, onthoofd. Zo was zijn regering: wel goed, maar streng en zonder enig gewetensbezwaar. Vandaar ook, dat men zeker dacht, dat hij, na de dood van zijn gemalin, Anna Nevil (waarschijnlijk door vergif) en van zijn enige zoon, de dochter van Edward IV ten huwelijk had gevraagd, om zijn recht op de troon te versterken.
Intussen echter hadden zijn vijanden niet opgehouden, een omwenteling te beramen en Hendrik Tudor, graaf van Richmond, die door zijn moeder van de Lancasters afstamde, landde in Aug. 1485 in Zuid-Wales, aan het hoofd van 2000 man, die spoedig in aantal toenamen. Richard rukte terstond tegen hem op en stond 22 Aug. bij Bosworth met een even sterk leger tegenover zijn vijanden, maar verloor de slag en het leven, waarna Richmond als Hendrik VII de Engelse troon beklom (Richard IV zie Warbeck).
Lit. J. Gairdner, Life of Richard III (2de dr. 1898); C. R. Markham, Richard III, His Life and Character (1906); G. B.
Churchill, Richard III up to Shakespeare (Palaestra X, 1900); Ph. Lindsay, R. III (London 1933).