Graaf van Cornwall en Poitou, Rooms Koning (Winchester 5 Jan. 1209 - 2 Apr. 1272), zoon van Jan zonder Land, werd op 16-jarige leeftijd door zijn broeder, Hendrik III van Engeland, tot graaf van Cornwall benoemd. Hij veroverde in 1226 Poitou, waarvan hij ook graaf werd.
In 1240 vergezelde hij keizer Frederik II op zijn kruisvaart en interesseerde zich na diens dood voor het omstreden Duitse keizerrijk. Na de dood van de Rooms Koning Willem van Holland (gest. 26 Jan. 1256) werd hij op 13 Jan. 1257 door enkele keurvorsten, onder wie de aartsbisschop van Keulen, tot Rooms Koning verkozen tegenover zijn tegencandidaat, Alfonsus van Castilië, die op 1 Apr. door andere keurvorsten dezelfde waardigheid verwierf. Gedurende zijn 15-jarige regering als Rooms Koning verbleef hij slechts 3 jaar en 9 maanden in Duitsland en dan nog uitsluitend in het Rijnland. De binnenlandse woelingen in Engeland riepen hem telkens terug en hij geraakte in de slag van Lewes (14 Mei 1264) in handen van Simon van Montfort, die hem 16 maanden gevangen hield. In 1268 verscheen hij voor de vierde en laatste maal in Duitsland, hield een Rijksdag te Worms en hernieuwde de Rijnse landvrede. Hij was door de ontginning der lood- en tinmijnen in Cornwall de rijkste vorst van zijn tijd. Hij was de laatste Rooms-Duitse Koning uit de periode van het Interregnum.DR TH. LUYKX
Lit.: Bappert, R. von Cornwall (1905); O. Lemcke, Beiträge zur Gesch. König R.’s von Cornwallis (1909); N. Denholm-Young, Richard of Cornwall (Oxford 1947); H. S. Lucas, John of Avesnes and Richard of Cornwall (in: Speculum XXIII, 1948, blz. 81-101).