pseudoniem Albe, Vlaams schrijver (Mechelen 8 Juni 1902), vestigde de aandacht op zich met de bundel Paradijsvogel (1931), waarvan het gedicht, dat de titel gaf aan de bundel, de auteur in ruime kring dadelijk bekend maakte. Alhoewel ook actief op het gebied van het toneel en de roman (o.a. Annunciata, 1944; Ossenwagens op de kim, 1946), is Albe in de eerste plaats dichter van intellectualistisch-religieuze poëzie.
Deze ontleent haar spanning aan de moeizame, doch wilskrachtige opstijging tot God uit een beklemd besef van schuld en nietigheid. Mijlpalen in ’s dichters ontwikkeling zijn de bundels Paradijsvogel, Van adellijken bloede (1942), waarin het dualisme zich het duidelijkst uitspreekt, en de abstractere Groenendaalsche Clausuren (1947).DR R. F. LISSENS
Bibl. (voorn, werken): Poëzie: Praeludium (Alsemberg 1930); Paradijsvogel (ibid. 1931); De Poëet, triptiek in proza en verzen (Kortrijk 1934); Cherubijn en Mensch (Brussel 1937); Bloem en vrucht (Mechelen 1938); Ivoren Toren (Brugge 1940); Van adellijken bloede (ibid. 1942); Mijn weerbeeld (ibid. 1942); De stem van Rama (Brussel 1943); Vlaanderen, mijn land (ibid. 1943); Groenendaalsche Clausuren (ibid. 1947); Novellen en romans: De doodskop en zijn mama (Kortrijk 1937); Annunciata (Haarlem 1944); Uit eigen buurschap (Antwerpen 1944); Ossenwagens op de kim (Brussel 1946); In de Kempen trompt de hoorn (Tongerlo 1948); Het Spatske (Brussel 1948); Orpheus (Leuven 1950).