Amerikaans protestants theoloog (Wright City, V.S., 21 Juni 1892), van Duits-Lutherse origine, geordend door de Evang. Synode in Noord-Amerika, predikant te Detroit (1915), ass. professor aan Union Theol.
Seminary te New York (1928), prof. in de Chr. ethiek aldaar (1930).Aanvankelijk de richting van het „Social Gospel” toegedaan, critiseerde hij later op grond van de bijbelsreformatorische leer van zonde en genade het optimistisch humanisme, ofschoon hij tegelijk opkomt voor menselijke vernieuwing. Hij onderging de invloed van Barth en Brunner, maar ontwikkelde toch een zelfstandige theologie en is thans een van de meest vooraanstaande theologen in Amerika. Van zijn Christelijke beschouwing der geschiedenis en der sociale gerechtigheid uit sloot hij zich aan bij de socialisten en bestrijdt hij het nationaal-socialisme en het communisme. Zijn hoofdwerk is The Nature and Destiny of Man (2 dln, 1941-1943). Hij is hoofdredacteur van Christianity and Crisis en van Christianity and Society.
Bibl.: o.a. Moral Humanism and Immoral Society (1932); An Interpretation of Christian Ethics (1936); Beyond Tragedy. Essay on the Christian Interpretation of History (1938); Christianity and Power Politics (1940); Faith and History (1949); The Irony of American History (1952); enige bundels medidaries.
Lit.: G. Hammer, Christian Realism in Contemporary Theology, A Study of R. N. etc., diss. Uppsala (1940); D. R. Davies, R.
N. (London 1945, Ned. vert. d. G. v. Overbeek, 1947); E. L. Allen. Christianity and Society.
A Guide to the Thought of R. N. (1949, Ned. vert. d. M. E. Groneman, 1950).
