de op vier na grootste stad van de V.S., in de staat Michigan, aan de Detroit River in Wayne County, is met het aan de andere oever gelegen Canadese Windsor door bruggen verbonden. De naam (= „engte”) werd door Franse ontdekkingsreizigers gegeven aan de nauwe passage tussen Lake St Clair en Lake Erie.
Detroit, oudste haven van de meren, was reeds vroeg een belangrijk handelscentrum. De stad is een gewichtig verkeerscentrum, zowel van de V.S. als van Canada: als haven voor het waterverkeer niet minder dan als middelpunt van luchtverkeer. De stad is groot geworden door de Amerikaanse autoindustrie (General Motors, Chrysler, Ford), voor welker ontwikkeling Detroit uiterst gunstig lag (goedkoop watertransport, tussen de rijkste ijzererts- en kolengebieden in, in het midden van het dichtbevolkte Noordoosten van de V.S.). Er is echter ook productie van vliegtuigen, tractoren en spoorwagons, chemische producten, rubber en rubberproducten (U.S. Rubber Cy) en kantoormachines (Burrough-telmachines).De stad heeft zich buitengewoon snel ontwikkeld (1910: 465.766 inw.; 1920: 993.678; 1930: 1.568.662; 1940: 1.623.452). Deze opmerkelijke groei heeft echter niet in elk opzicht gunstig gewerkt. De huisvesting baart grote zorgen, vooral in verband met de steeds toenemende negerbevolking. De onlusten van 1943, waarbij zeshonderd gewonden, in hoofdzaak negers, vielen, wijzen op het bestaan van ernstige spanningen. Detroit heeft een gemiddelde Jan.-temperatuur van 25,5 gr. F., een gemiddelde Juli-temperatuur van 73,1 gr. F.; de jaarlijkse gemiddelde neerslag bedraagt 776 mm. De stad is ruim en regelmatig aangelegd; stadscentrum is het Campus Martius, een van de opmerkelijkste gebouwen het hoofdkantoor van de General Motors Cy.
Detroit werd in 1701 als nederzetting van en voor pelshandelaars door Antoine de la Motte Cadillac gesticht. Opgemerkt dient te worden dat de stad haar grote ontwikkeling in hoofdzaak dankt aan Henry Ford, die als eerste tot standaardisering en massaproductie in de auto-nijverheid overging. De stad is de zetel van twee universiteiten (University of Detroit: 1946/’47: 8170 studenten, 359 academische docenten; Detroit Institute of Technology: 1946/’47: 2900 studenten, 60 academische docenten) en telde in 1940 een bevolking van 1.623.452 inw. (Groot Detroit 2.295.867). Sindsdien is de bevolking, mede door Wereldoorlog II, wederom sterk toegenomen, naar schatting tot 1.815.000 inw. (1946).
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: G. B. Catlin, Story of Detroit (1926); W. A. Simonds, Henry Ford and Greenfield Village (1938); F. Barcus, All Around Detroit (1939); Arthur Pound, Detroit, Dynamic City (1939).