Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Synode

betekenis & definitie

(van Gr. sunodos, vergadering) betekent eigenlijk hetzelfde als concilie (van het Lat. concilium), nl. kerkvergadering. In de Rooms-Katholieke Kerk wordt echter de term concilie gewoonlijk gereserveerd voor de algemene of oecumenische kerkvergaderingen, terwijl men met synode bij voorkeur een kerkelijke bijeenkomst van meer beperkte omvang aanduidt, nl. die van een kerkprovincie of van een enkele diocees.

Met name voor deze laatste, de vergadering dus van de bisschop met de voornaamste geestelijken van zijn bisdom, gebruikt men nagenoeg uitsluitend de term diocesane synode (z verder concilie).Ook de Protestantse Kerken kennen synoden, vooreerst als incidentele vergaderingen van officiële vertegenwoordigers der kerken.

Deze zijn te onderscheiden in provinciale synoden (de eerste in Nederland te Edam in Aug. 1572 en daarna vele andere tot aan het einde der Republiek), particuliere synoden (waar een aantal gemeenten van een provincie vergaderd zijn; zo bijv. in 1570 via Waalse gemeenten-onder-het-kruis te Antwerpen, synoden te Edam 1572, Enkhuizen 1581 en elders in West-Friesland) en nationale synoden, waar de kerken van twee of meer gewesten bijeenkwamen, de eerste te Emden in 1571, verder in 1578 te Dordrecht, in 1581 te Middelburg, 1586 te ’s-Gravenhage (de Leycesterse Synode'), de bekendste die te Dordrecht 1618-1619. In de Zuidelijke Nederlanden werden de Gereformeerde synoden onder het kruis gehouden, o.a. te La Palme (Doornik), La Vigne (Antwerpen), Le Glaive (Gent), waar de grondslagen der Gereformeerde Kerk in het N. gelegd zijn. Taak en gezag van de synoden in deze tijd worden omschreven in de artikelen 29-52 over de kerkelijke vergaderingen in de Dordtse Kerkorde.

In de kerkorganisatie van 1816 werd de Algemene Synode het hoogste bestuursorgaan der Ned. Herv. Kerk, samengesteld uit 13 predikanten en 6 ouderlingen, afgevaardigd door de provinciale kerkbesturen en de Commissie voor de zaken der Waalse Kerken, twee kerkelijke hoogleraren met prae-adviserende, een vaste secretaris en de quaestor-generaal met adviserende stem, eenmaal per jaar op een vastgestelde tijd in Juli-Aug. vergaderende.

In de nieuwe kerkorde, naar het presbyteriaal-synodale systeem van kerkregering, is de Generale Synode de ambtelijke vergadering voor de gehele kerk (Kerkorde art. 7,2). Zij bestaat uit afgevaardigde ambtsdragers (predikanten, ouderlingen, kerkvoogden en diakenen), bijgestaan door adviserende leden: de secretaris-generaal, twee der kerkelijke hoogleraren en vertegenwoordigers uit de organen van bijstand. De Generale Synode heeft tot taak: leiding te geven aan het leven en werken der Kerk op haar verschillende arbeidsvelden, opzicht te houden, te getuigen met en voor de Kerk tegenover overheid en volk van het Evangelie van Jezus Christus. Zij komt ten minste éénmaal per jaar in de maand Juli bijeen en verder o.a. op initiatief van haar breed moderamen (zie hierover en over de synodus contracta verder Ordinantie I, artt. 10-12).

In de Gereformeerde Kerken in Nederland vergaderen de particuliere (provinciale) synoden eenmaal per jaar, de Generale Synode om de 3 jaar. De Synode der Evang.-Lutherse Kerk komt jaarlijks bijeen.

Ook de kerken van Calvinistisch type in andere landen als Schotland, Engeland, Hongarije kennen synoden. De synoden in de Lutherse Kerken van Duitsland waren veelal geen kerkvergaderingen, maar regeringsorganen.

PROF. DR G. SEVENSTER

Lit.: J. Reitsma-Lindeboom, Gesch. v. d. Hervorming en de Herv. Kerk (’s-Gravenhage “1949); F. L. Rutgers, Acta van de Ned. S. der 16de eeuw (’s-Gravenhage 1889); Reitsma en Van Veen, Acta der provinciale en particuliere S., 1572-1620, 8 dln (Groningen i8g2-’99); G. V. Lechler, Geschichte der Presbyterial- und Synodalverfassung seit der Reformation (Leiden 1854); G. Hooijer, Oude Kerkenordeningen (Zalt-Bommel 1865); M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, diss. V.U. 0937) , A. J. Bronkhorst, Schrift en Kerkorde, diss. Utrecht (1947); Th. L. Haitjema, Ned. Herv. Kerkrecht (Nijkerk 1951) J H. Bouwman, Geref. Kerkrecht, 2 dln (Kampen 1928-’35).