(1), Engelse stad in het graafschap Berkshire, waarvan het tevens de bestuurszetel is, met (1952) 115 700 inw., ligt aan de Kennet, dicht bij de Theems en vormt een spoorwegkruispunt aan de lijn Londen - Exeter. De stad bezit verschillende oude parochiekerken.
Deze, resp. gewijd aan St Mary the Virgin (herbouwd in 1551), St Laurens (12de eeuw, met veel 16de-eeuwse decoratie) en St Giles (12de eeuw), ondergingen ingrijpende, maar niet altijd gelukkige, restauratie in de tweede helft van de 19de eeuw. Van de door Hendrik I in 1121 gestichte Benedictijner abdij zijn behalve brokken muur alleen enkele zwaar gerestaureerde poortgebouwen en het Hospitium bewaard gebleven, thans in gebruik als museum en onderdeel van het stadhuis. Van betekenis zijn verder het Watlinglon House (1688), het stadhuis (1875-1882) met een museum, en een universiteit (1926) ontstaan uit een onder Oxford behorend University College (1892). Reading heeft belangrijke industrie (biscuitabrieken, aardewerk, ijzer), bloemkwekerij en handel (graan en vee).
(2), stad van (1950) 109 320 inw. (Groot Reading 254 942 inw.) in Berks County in het Z.O. van Pennsylvania (V.S.), ligt aan de Schuylkill River, ca 80 km ten N.W. van Philadelphia. De nederzetting ontstond in 1748, toen 2 zonen van William Penn, Richard en Thomas, zich hier vestigden en hun nieuwe woonplaats naar hun oude in Engeland „Reading” doopten. De plaats, die in 1748 stadsrechten kreeg, was in de Indianenoorlogen een Engelse militaire basis voor de keten van bolwerken langs de Blue Hills.
Het gebied van Reading was een der eerste in Amerika, waarin men ijzer produceerde, en ook nu nemen ijzer- en staalwaren een voorname plaats in het economische leven van de stad in. Immigratiegolven van vnl. uit Saksen afkomstige Duitsers maakten Reading en omgeving niet slechts tot het meest Duitse gebied in Pennsylvania, zij legden tevens aan het einde van de 18de eeuw een basis voor een textielindustrie, die thans de metaalnijverheid van de eerste plaats heeft verdrongen.
