Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Pieter CODDE

betekenis & definitie

(1) (Petrus Coddaeus), oratoriaan, apostolisch vicaris van de Hollandse Missie, titulair aartsbisschop van Sebaste (Amsterdam 27 Nov. 1648-Utrecht 10 Dec. 1710), studeerde filosofie en theologie te Leuven, werd 17 Nov. 1672 priester gewijd, vervolgens benoemd als leraar van de humaniora te Mechelen en daarna als professor in de wijsbegeerte te Leuven. Spoedig daarop vertrok hij naar Frankrijk (Parijs, Orleans), waar hij Arnauld en Quesnel leerde kennen; door Neercassel in 1675 naar Holland geroepen, werd hij biechtvader van de Zusters van het Elisabeth-klooster te Huissen, in 1679 kapelaan, in 1683 pastoor van de St Gertrudis te Utrecht; mede door invloed van Th. de Cock volgde 20 Sept. 1688 zijn benoeming tot apostolisch vicaris van de Hollandse Missie en titulair aartsbisschop van Sebaste.

Codde werd in 1689 te Rome reeds beschuldigd van jansenistische tendenzen, maar de Propaganda reageerde nauwelijks. Pas toen de stroom van beschuldigingen bleef vloeien, won ze informaties in bij De Cock. maar ook deze waren minder gunstig (1694). Op zijn eigen verzoek ontving Codde nu van de Propaganda een lijst van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen en zijn verweer hierop was in ieder geval in zover bevredigend, dat de Propaganda geen reden aanwezig achtte om hem uit zijn functie te ontzetten. De publicatie van het Mémorial abrégé (1697), waarin Doucin S.J. een overzicht geeft van de ontwikkeling van het Jansenisme in Nederland, deed de kwestie echter opnieuw en heftig ontbranden.

Codde zelf zond een Latijns exemplaar naar de Propaganda met verzoek om onderzoek en uitspraak. Een commissie van 10 kardinalen, door paus Innocentius XII ingesteld, ontbood Codde naar Rome (1698). Hij draalde, pas 11 Dec. 1700 kwam hij te Rome aan. Op verzoek van de paus leverde hij in Mrt 1701 een meesterlijk gesteld verslag in over de toestand van de Hollandse Missie en in Apr. begonnen de besprekingen met de kardinalen, in Juni zette hij zijn houding schriftelijk uiteen in een Declaratio, welke zeer vaag gesteld was.

De commissie legde hem nu een vragenlijst voor, welke hij in zijn Responsiones (Oct.) eveneens vaag beantwoordde. Vervolgens eiste de commissie van hem de ondertekening zonder enige restrictie van het Formulier van Alexander VII, waarin 5 proposities, genomen uit de Augustinus van Jansenius, worden veroordeeld (6 Mei 1702). Codde weigerde deze ondertekening en werd daarom in zijn functie geschorst (13 Mei) en in zijn plaats werd De Cock als provicaris aangesteld. Pas in 1703 keerde hij naar Holland terug.

Nadat zijn Declaratio en Responsiones opnieuw door Rome waren onderzocht, werd hij op 3 Apr. 1704 definitief uit zijn ambt ontslagen. Codde heeft het verdere verloop van de gebeurtenissen in de Hollandse Missie geenszins met onpartijdige belangstelling gevolgd, maar overeenkomstig het pauselijk verbod heeft hij zich van het kerkelijk bestuur onthouden. Op zijn sterfbed stelde J. B.

Bussi, toen internuntius te Keulen, die het gehele proces geleid had, alles in het werk om Codde met de Kerk te verzoenen, maar zijn pogingen bleven zonder resultaat, Codde bleef in zijn weigering volharden.

EADM. WINKELS O. CARM.

Lit.: L. J. Rogier, Gesch. van het Katholicisme in Noord-Ned. (1946) II, 268-348, met uitv. lit.opg., 340.

(2) Nederlands schilder van genre-taferelen, portretten en historie-stukken (Amsterdam ged. 11 Dec. 1599 - begr.ald. 12 Oct. 1678), onderging de invloed van Frans Hals, wiens Corporaalschap van kapitein Reynier Reael, de zgn. Magere Compagnie (thans in het Rijksmuseum te Amsterdam) hij in 1637 voltooide. Het Mauritshuis bezit een Danspartij van zijn hand en het Rijksmuseum o.a. een Familie-tafereel.

Lit.: C. M. Dozy in Oud-Holland II (1884); A. Bredius in Oud-Holland VI (1888); F.

Benoit, Un petit maître hollandais, in Revue d’art ancien (1914); P. Brandt Jr, Notities omtrent ... P. C. in Historia XII (1947)

< >