afgeleid van het woord kapel. Historisch is een kapelaan de beneficiant van een kapelanie d.i. een fundatie, gesticht aan een bijzonder altaar, waaraan de kapelaan een bepaald aantal missen moet opdragen.
Later verdween dit instituut en werden de kapelaans onder leiding van de pastoor medewerker in de zielzorg. In België kregen zij de nog gebruikelijke naam onderpastoor. In Nederland bleef daarentegen de oude naam gehandhaafd.Kapelaans vormen in de collegiale of kapittelkerken van België nog een college van lagere rang dan dat der kanunniken, terwijl daar aan alle kathedralen kapelaans in functie zijn, die o.m. op gewone dagen de conventsmis celebreren of daarbij assisteren. Bij uitzondering zijn in België bovendien nog kape aans verbonden aan een kapel, o.a. de H. Bloedkapel te Brugge en de H. Hart-basiliek te Koekelberg (Brussel). De naam hof- en slotkapelaan wordt verder gegeven aan priesters, die de godsdienstige belangen verzorgen aan vorstelijke hoven of op kastelen.