jonker, Nederlands vlootvoogd (Zeeland 1587- ? 1652), werd in 1624 door de Staten-Generaal voor zijn aandeel in de verdediging van een koopvaardijvloot tegen de Duinkerker kapers beloond en ontving in 1625 van de Franse koning de orde van St Michel voor zijn deelneming, als vice-admiraal onder Haulthain*, aan de expeditie tegen La Rochelle. In 1627 werd hij benoemd tot luitenant-admiraal van Zeeland en was toen in feite ook opperbevelhebber van de zeemacht van Holland omdat het luitenantadmiraalschap in dit gewest enige jaren vacant bleef.
Nadat Van Dorp, onder de onjuiste beschuldiging van ontwijking van de Duinkerkers, in 1629 door de Zeeuwse Staten eigenmachtig was ontslagen en de Staten-Generaal hem een tijdlang rechtsherstel hadden geweigerd, werd hij in 1632 luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland, als hoedanig hij ook het opperbevel voerde over de zeemacht van Zeeland, waar in zijn plaats geen nieuwe luitenant-admiraal was benoemd. Van Dorp’s opperbevelhebberschap bleek allerminst bevredigend. Mogelijk ook uit misnoegen over zijn slap beleid tegen de Duinkerkers verliet de toenmalige kapitein Maarten Harpertsz Tromp* in 1634 de zeedienst. In 1635 overwogen de Staten-Generaal de tijdelijke vervanging van Van Dorp door dezelfde Tromp en in 1637 nam de eerste op grond van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen zijn ontslag. Hij werd door Tromp opgevolgd en had gedurende zijn laatste levensperiode zitting in de Admiraliteit van de Maze.DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: F. Graefe, De kapiteinsiaren van M. H. Tromp (Amsterdam 1938); M. G. de Boer, Het proefjaar van M. H. Tromp, 1637-1639 (Amsterdam 1946).