(Theophrastus Bombastus von Hohenheim, gen.), Zwitsers medicus (bij Einsiedeln 14 Nov.(?) 1493 - Salzburg 24 Sept. 1541), leerde van zijn vader geneeskunde en misschien ook scheikunde. Hij behaalde in 1515 te Ferrara de doctorstitel, vestigde zich in 1526 te Straatsburg, ging in 1527 naar Bazel, waar hij stadsgeneesheer en professor werd, maar verwekte daar zoveel oppositie door zijn bestrijding der Galenische en Arabische geneeskunde, dat hij weer vertrok (1528).
Hij was in 1529 te Neurenberg, en leidde daarop een zwervend leven, totdat de aartsbisschop van Salzburg hem opnam (1540).Zijn leer is een mengsel van Renaissance-natuurfilosofie, Duitse mystiek en scheikunde. Hij verwierp de vier-sappen-leer en voerde de chemische trias in, volgens welke de natuur uit drie elementen bestaat, die zwavel, kwik, en zout genoemd worden. Hij trachtte specifieke geneesmiddelen tegen de ziekten te vinden, gedeeltelijk volgens de leer der signaturen, volgens welke de werking van een geneesmiddel door zijn gedaante wordt aangeduid (een gele plant tegen geelzucht). Hij keerde zich tegen de barbaarse methoden (met guajachout) der syhilisbehandeling; hij had zeer goede inzichten in de wondbehandeling; ook in de geografische pathologie.
Paracelsus had geniale intuïties, grote ervaring, maar was vaak verward en geëxalteerd. Zijn beste werk is Liber paramixum. Als bestrijder van dwaalleringen heeft hij een grote rol gespeeld.
Bibl.: Sämtliche Werke, d. K. Sudhoff, 14 dln (1922-33), d. J. Strebel, 8 dln (1944-49), vert. in modern Duits d. B.
Aschner, 4 dln (1926-32). Bloemlezingen, o.a.: De levende gedachten v. P. belicht d. F. G. M. de Feyfer (Den Haag 1941), Lebendiges Erbe, d.
J. Jacobi (Zürich 1942, Eng. vert. d. N. Guterman, London 1950.
Lit.: F. Gundolf, P. (1925); K. Sudhoff, P. (1936); F. Strunz, P. (1937); R. A. B.
Oosterhuis, P. en Hahnemann, diss. Leiden (i937); F. H. v. d. Hoog, P. (Den Haag 1941); W. E. Peuckert, P. (Stuttgart 1941); C.
G. Jung, Paracelsica (Zürich 1942); B. de Telepnef, P. (St Gallen 1945).