(Gr., „goddelijkredenaar”; heette eigenlijk Tyrtamos), Grieks wijsgeer (Eresus op het eiland Lesbos ca 372 v. Chr.
Athene 287 v. Chr.), was te Athene eerst leerling van Plato en vervolgens van Aristoteles, die hem aanwees tot erfgenaam van zijn boekerij en tot zijn opvolger als hoofd van de Peripatetische School. Hij vervaardigde ca 200 geschriften van juridische, metaphysische, zede- en natuurkundige inhoud, waarvan slechts enige opstellen bewaard zijn gebleven. Het zwaartepunt van zijn onderzoekingen ligt bij hem, evenals bij de andere leerlingen van Aristoteles in zijn tijd, op de vakwetenschappen. Hij schreef een groot werk over de planten en een ander over de opvattingen der natuurwetenschap. Hij is vooral bekend om zijn „Karakters”: korte treffende schetsen van onaangename typen. Jean de La Bruyère werd beroemd door zijn met eigen schetsen verrijkte bewerking: Les caractères de Théophraste, 1688 (vgl. Constantijn Huygens’ Characteres oft Printen, 1624). Theophrastus’ ethische principes leggen de nadruk op de noodzakelijkheid van de uitwendige goederen voor het verkrijgen van de eudaemonie. Hij wijst op de samenhorigheid van al het levende, veroordeelt daarom het offeren van dieren.Bibl.: Theophrasti Eresii quae supersunt (uitgeg. d. Fr. Wimmer, 3 dln, 1854-’66); Characteres (uitgeg. d. H. Diets, Oxford 1909: Ned. vert. d. W. E. J. Kuiper, Zedeprenten, Amsterdam 1936).