Oostenrijks Bondsland, gevormd uit het kroonland, d.i. het vroegere gelijknamige aartsbisdom, grenst aan Opper-Oostenrijk, Stiermarken, Karinthië, Tirol en Beieren. De oppervlakte bedraagt 7154 km2, de bevolking telt (1951) ca 324.000 zielen, overwegend R.K.
Een klein gedeelte behoort tot de Beierse hoogvlakte, het overige tot het bergland. Dit omvat de Salzburger Kalk-Alpen, naar het Z.W. de Salzburger Schiefer-Alpen, in het Z. de Hohe Tauern en Niedere Tauern. De Salzach, de Enns en de Mur zijn de belangrijkste rivieren. De Trumermeren, het Zeller-, Fuschl- en Abermeer liggen als kleine, vaak schilderachtige bergmeren door het land verspreid. Van de minerale bronnen is vooral de warme bron van Gastein beroemd. Het klimaat is (door de bergen) zeer afwisselend, de regenval aanzienlijk (Salzburg 1160 mm, Gastein 1040 mm).Van de productieve bodem (15 pct van het land is improductief hooggebergte) is slechts een klein deel akkerland; ca 40 pct zijn bergweiden en een gelijke oppervlakte bestaat uit bossen. Verbouwd worden: graan, aardappelen, vlas, klaver en hooi; de alpenweiden dienen veeteelt en melkproductie. Mijnbouw (zout, goud, koper, ijzer, marmer, gips, turf) en industrie (houtwaren, papierstof, cement, glas, bier) spelen een bescheiden rol, toerisme neemt na Wereldoorlog II weer sterk toe.
Geschiedenis.
Sedert 739 was Salzburg zetel van een bisschop, sedert 798 van een aartsbisschop. In de tijd van de Saksische en Salische keizers verkregen de aartsbisschoppen ook een belangrijk wereldlijk gebied, dat zich in de tweede helft der Middeleeuwen handhaafde als een bufferstaat tussen Oostenrijk en Beieren. In 1525 werd Salzburg geteisterd door de Boerenopstand. Onder aartsbisschop Wolfdietrich von Raitenau (1587-1611) kreeg de stad door allerlei belangrijke bouwwerken in Italiaanse Barokstijl haar sterk sprekend karakter. In de winter van 1731-1732 verdreef aartsbisschop Leopold Anton von Firmian (1727-1744) 20.000 Protestantse boeren uit zijn diocees, welke emigranten zich vnl. in Oost-Pruisen vestigden. Na de vrede van Lunéville werd het aartsbisdom geseculariseerd (1802).
Tot 1805 was het toen een keurvorstendom onder Ferdinand van Toscane, daarna tot 1809 Oostenrijks, eindelijk Beiers gebied. Een gedeelte van het gebied viel in 1816 aan Oostenrijk en vormde daarin van 1849-1920 een afzonderlijk kroonland, daarna een bondsland.