Franse hoofdstad van het dep. Gard met (1946) 91 670 inw., van wie ca1/4 Prot., gelegen in een vruchtbare vlakte tussen de Cevennes en de Middellandse Zee, aan de zuidvoet van de Mont Cavalier (i 14 m), vormt een spoorwegkruispunt van de lijnen Parijs - Montpellier en Bordeaux - Nice.
De stad bezit fraaie boulevards, die de vroegere wallen vervangen.Nîmes is architectonisch van belang door de voorbeelden van Romeinse bouwkunst, nl. de grote Korinthische tempel uit de tijd van Augustus, Maison Carrée (ingericht als oudheidkundig museum) ; het amphitheater (24 000 plaatsen) ; de resten van een Dianatempel en een aquaduct. Het enige Gothische bouwwerk is de kathedraal. De meeste kerken dateren uit het midden van de 19de eeuw, terwijl er nog enkele gevels uit de 18de eeuw zijn bewaard gebleven. De staatsbibliotheek, gesticht in 1791, bevat 200 000 delen. Nîmes is een centrum van wijnhandel en een verzorgingsmiddelpunt van de Cevennes en de Languedoc. Ook is er industrie (leder, confectie, hoeden, fietsen).
In het oude Gallië was Nemausus de hoofdstad van de Volcae Arecomici. Onder Augustus werd het een Romeinse kolonie. Zijn bloeitijd viel in de 2de en 3de eeuw. Sinds ca 400 was het residentie van een bisschop. Verwoest door Germanen en Moren, werd het in 737 veroverd door de Franken (Karel Martel) en stond het sedert de 10de eeuw onder vice-graven. Tijdens de kruistocht tegen de Albigenzen kwam het in 1226 na de verovering door Lodewijk VIII aan de Franse kroon.
De Hervorming werd er door een groot deel der inwoners met geestdrift aangenomen. De stad speelde een grote rol tijdens de godsdienstoorlogen, maar moest zich in 1629 aan Richelieu onderwerpen, die er het Edict van Nîmes uitvaardigde, waarbij de Hugenoten hun politieke voorrechten (veiligheidssteden en eigen Staten-Generaal) verloren, maar hun godsdienstvrijheid behielden. Tijdens de opstand der Camisards deed Nîmes weer mee, in de revolutietijd was het het toneel van verbitterde conflicten enerzijds tussen Protestanten, die Jacobijns en anderzijds Katholieken, die royalist waren. Nog in 1815 hadden er vervolgingen van Protestanten door de contra-revolutionnaire „bandes vertes” plaats.
Lit.: H. Bazin, N. gallo-romain (1891); E. Espérandieu, Le pont du Gard et l’aquaduc de N. (1926); Idem, La maison carrée à N. (1929); F. Benoit, N., Arles et la Camargue (1946); J. Igolen et A. Passebois, N. (1947).