Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tempel

betekenis & definitie

van het Latijnse templum, dat is oorspronkelijk een bepaald deel van de hemel, dat door de Romeinse auguren wordt bestudeerd, en het daarmede overeenkomende stuk op aarde, van waaruit werd waargenomen (het woord komt, evenals het Griekse temenos, van een werkwoord, dat snijden, afbakenen betekent). Het wordt dan de naam voor iedere gewijde, van andere plaatsen afgezonderde ruimte en ten slotte die voor een heiligdom, de woning van een god.

De oudste tempels waren natuurverblijven (de Romeinse lucus was een heilig woud, de Griekse Zeus woonde oorspronkelijk in een grot). Reeds in vroeghistorische tijd echter bouwde de mens verblijven voor zijn goden. In de eerste tijd waren die zeer primitief; de oudste Egyptische hiëroglyphen bijv. leren ons, dat de vroegste tempels rieten hutten waren. Later bouwde men van hout of steen, maar sloot zich in de regel aan bij de structuur van het eigen huis. De tempel is woning van de god, die, hetzij in de vorm van een beeld, hetzij in die van een fetisj, geacht wordt daarin te vertoeven. De plaats voor de bouw wordt dan ook gekozen op grond van een theophanie, of van oriëntatie. De tempel kan echter ook een andere vorm hebben dan die van de mensen woning; zo wil de Babylonische tempeltoren of zikkurat een afbeelding zijn van het heelal. In de tempel vindt men, behalve beeld of fetisj, in de regel allerlei cultisch apparaat, in de eerste plaats altaren, waarop offers worden gebracht; altaren komen echter ook buiten tempels voor.

In het Christendom ging de naam van de Christelijke gemeenschap over op het gebouw, zodat men hier niet langer spreekt van tempel, doch van kerk (een uitzondering vormt de Franse aanduiding van een Protestantse kerk als temple). In verschillende religies komt te eniger tijd de vraag op of God wel in een huis wonen, aan een bepaalde plaats gebonden zijn kan. De klassieke uiting van dit besef is in het O.T.: II Kron. 6 : 18, terwijl in het N.T. Openb. 21 eerst in het nieuwe Jeruzalem de tempel overbodig acht.