Italiaans drukker (Sommevoire, Haute-Marne, ca 1420 - Rome 1480), werkte enige tijd als muntmeester in Tours. Door koning Karel VII werd hij (volgens de overlevering) naar Mainz gezonden om de boekdrukkunst te leren.
Zeker is, dat wij hem in 1468 in Venetië als drukker aantreffen. Waarschijnlijk was hij verbonden aan de drukkerij van Johann en Wendelin von Speyer (da Spira); in 1470 drukte hij zelfstandig en verscheen van Eusebius De Praeparatione Evangelica met de terecht beroemd geworden Romeinse letter. In tien jaar gaf hij nu ca 150 boeken uit, sneed verscheidene romeinsoorten en Gothische letters; ook Griekse stempels maakte hij. Reeds in 1475 gaf hij een boek uit, dat op de titelpagina (zeldzaamheid voor een incunabel) zijn naam draagt. Vele moderne letters (Golden type van William Morris, de Monotype Cloister e.a.) zijn op het Eusebius-type gebaseerd. Het werd een geheel zelfstandig type, los van de handschrifteigenaardigheden.Hij stierf te Rome, waar hij op uitnodiging van Paus Pius IV was heen gegaan. Zijn zaak kwam in handen van zijn vriend Johann Herbort (één der leden van de Jenson-vennootschap). Er kwam ook materiaal in handen van Andreas Torresanus, de schoonvader van Aldus Manutius, bij welke laatste dit materiaal later wordt aangetroffen.
M. H. GROENENDAAL JR
Lit.: H. J. Bullen, Nic. J., Printer of Venice (San Francisco 1926); D. B. Updike, Printing Types (1936); Ch. Génin, in Byblis, 9 (1930).