Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tours

betekenis & definitie

hoofdstad van het Franse dep. Indre-et-Loire (en vroeger van Touraine), met (1946) 80 045 inw., ligt aan de Loire, nabij de Cher (waarmee het door een 2 ½ km lang kanaal is verbonden) en is een spoorwegkruispunt.

De binnenstad is gedeeltelijk onregelmatig gebouwd, met nauwe straten en vele oude, I5de-eeuwse huizen (Place Plumereau).Tours bezit, ondanks belangrijke verwoestingen in Wereldoorlog II, nog verscheidene historische gebouwen en een groot aantal oude huizen, waarvan de meeste gelegen zijn in de straten rondom de Place Plumereau en dateren uit de 13de tot de 18de eeuw (Rue Briconnet). Aan de Place Foire-le-Roi staan nog houten huizen uit de 15de eeuw en „la Maison Philibert Babou”, uit de Renaissance, waarin zich het archaeologisch museum bevindt. Aan de kathedraal St Gatien is de ontwikkeling van de Gothische stijl te volgen, daar het koor uit de 13de, het dwarsschip uit de 14de, het schip uit de 15de eeuw en de gevel van 1426-1547 is. Zij bezit mooie ramen uit de 13de eeuw. Ter linkerzijde, naast de kathedraal, ligt de fraaie kloostergang van La Psalette(15de-16de eeuw).Voorbeeld van hoge Gothiek is de St-Julien (1243-1259), thans van de geleden oorlogsschade hersteld. In het aartsbisschoppelijk paleis (18de eeuw, met sporen uit de 12de) bevindt zich het museum. De Tour de Guise (12de-15de eeuw) is het enige overblijfsel van het kasteel van Hendrik II van Engeland (1160). Van de basiliek van St-Martin (12de-13de eeuw), die in 1802 werd afgebroken ter wille van een verkeersverbetering, zijn nog twee zeer markante torens over: de Tour Charlemagne en de Tour de l’Horloge; de nieuwe, eind 19de eeuw door Laloux gebouwde St-Martin-basiliek, in Romaans-Byzantijnse stijl, bevat gelijk de oude de crypt van de heilige Martinus van Tours (ca 316-397).

Tours was in de Middeleeuwen een belangrijk kerkelijk centrum en telde in de 15de eeuw 60 kerken. Onder Karel VII werd het koninklijke residentie. Lodewijk XI, die 2 km ten Z.W. van de stad het kasteel Plessis-les-Tours bouwde, bracht er de zijde- en goudlakenindustrie, die er tot in de 17de eeuw standhield. Thans is het vnl. marktplaats voor de omgeving, zetel van de prefect, van een aartsbisschop en van enige rechtbanken en heeft enige industrie (spoorwegwerkplaatsen, boekdrukkerij, machines, ketels, aardewerk en telefoontoestellen).

GESCHIEDENIS

Tours was in de Gallische tijd de hoofdplaats van de stam der Turones. Sedert de 4de eeuw was het de residentie van bisschoppen, van wie de bekendste, St Martinus, de stad gedurende de Middeleeuwen tot een van de voornaamste middelpunten van godsdienstige verering in heel West-Europa maakte. Van 473-507 was Tours in handen der West-Goten, in 853 en 903 werd het door de Noormannen geplunderd. In 1154 kwam het met het omliggende land, Touraine, tot het rijk van Anjou van het Huis Plantagenet te behoren, dat ook in Engeland regeerde, maar sinds 1205 was het aan de Franse kroon getrokken. Van 13 Sept. 9 Dec. 1870 organiseerde het Comité voor Nationale Verdediging, van Tours uit, de oorlogvoering. In Wereldoorlog II leed de stad veel schade; o.a. ging een deel van de bibliotheek verloren.

Lit.: E. Giraudet, Histoire de la ville de T., 2 dln (1874) ; G. Chevalier, T. capitale 1870-’71 (1896).

< >