Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Nederlandse GELOOFSBELIJDENIS

betekenis & definitie

(Confessio Belgica), ook wel genoemd de 37 Artikelen. Werd in 1561 in het Frans opgesteld door Guido de Brés en gaf de confessie van de Zuidnederlandse Gereformeerden weer met de opzettelijke bedoeling, aan de overheid het verschil tussen Gereformeerden en Wederdopers duidelijk te maken.

De Brés oriënteerde zich aan de Gallische Confessie van 1559, die weer goeddeels een ontwerp van Calvijn volgt. In 1562 kwam een Nederlandse vertaling uit; in 1566 werd de belijdenis door de Synode van Antwerpen aanvaard; op volgende Synoden is de tekst voortdurend herzien en uiteindelijk op de Synode van Dordrecht (i6i8/’ig) vastgesteld.De belijdenis handelt over God en de middelen, waardoor Hij gekend wordt (art. 1 -11); schepping, voorzienigheid, zondeval (art. 12-15); verkiezing en verlossing (art. 16, 17); Christus (art. 18-21); de heilsweldaden (art. 22-26); de kerk en de genademiddelen (art. 27-35); de overheid (art. 36) en de laatste dingen (art. 37).

De aard en de omvang van haar kerkelijk gezag hangen samen met de daarover wisselende en elkaar bestrijdende meningen in het Nederlandse Gereformeerde Protestantisme. De tegenwoordige Ned. Herv. Kerk wil haar belijdenis van de zelfopenbaring van de Drieënige God doen „in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen” en rekent daartoe ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis (Kerkorde, eerste lezing, art. 10, z confessioneel).

De Gereformeerde Kerken beschouwen al de artikelen en stukken der leer, gesteld in deze belijdenis, welke samen met de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels als de Drie Formulieren van Enigheid wordt aangeduid, als in alles met Gods Woord overeenkomstig. Het recht om tegen de belijdenis bezwaar (gravamen) te hebben is evenwel uitdrukkelijk vastgelegd; evenals de plicht van kerkelijke ambtsdragers om in geval van zulk een gravamen een bij „ondertekeningsformulier” aanvaarde procedure te volgen. Dat het de Gereformeerde Kerken ernst is met dit recht van gravamen bewezen zij, toen zij in 1905 in art. 36 de zinsnede: „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen” lieten vervallen.

DR R. SCHIPPERS

Lit.: Tekstuitgave o.a. J. N. Bakhuizen van den Brink, De Nederl.

Belijdenisschriften (1940). Voor de geschiedenis van de tekst: F. J. Los, Teksten Toelichting v. d.

Geloofsbel. derNed. Herv. Kerk (1929). Verklaringen o.a.: J.

J. Doedes, De Ned. Geloofsbel. en de Heid. Gat.

I (1880) ; J. G. Fe en s tra, Onze Geloofsbelijdenis (1947) Î N. Y. van Goor, Het Geloof der Vaderen; J.

Koopmans, De Ned. Geloofsbel. (1939) ; A. D. R.

Polman, Onze Ned. Geloofsbel. (2 dln, 1949) ; J. C. H. de Pater, De aanbieding van de Ned.

Geloofsbel. aan de koning van Spanje in 1561 (1948).

< >