(of Killearn) 1ste baron, Brits diplomaat (Killearn, Schotland, 24 Aug. 1880), trad in 1903 in dienst van het Foreign Office, vertegenwoordigde in 1920 zijn land als Hoge Commissaris in Siberië, was van 1926-1933 gezant in China en werd in 1934 Hoge Commissaris voor Egypte en Soedan. In deze functie had hij een belangrijk aandeel in het tot stand komen van het Engels-Egyptisch verdrag van 1936.
Hierna werd hij Brits ambassadeur te Cairo, hetgeen hij tot 1946 bleef. In 1943 tot peer verheven, werd hij in Mrt 1946 Speciaal Commissaris voor Zuid-Oost-Azië, met Singapore als standplaats. Hij verwierf zich vooral bekendheid door zijn, in Aug. 1946 aangevangen, bemoeiingen met het Indonesische conflict. Maandenlang trad hij op als bemiddelaar tussen Nederlanders en Republikeinen en hij slaagde er ten slotte in, eerst een wapenstilstand, daarna de overeenkomst van Linggadjati te helpen tot stand brengen. In 1948 legde hij zijn functie neer.
