of Kaïro, Arabisch: Misr-el Kahira = de bedwingende, de hoofdstad van het koninkrijk Egypte, ligt op 30° 4' N.Br. en 31° 26' O.L. v. Gr. aan de rechteroever van de Nijl, 13 km boven de plaats, waar de rivier zich in de armen van Damiette en Rosette splitst, vlak aan de rand van de woestijn.
Naar het O. ligt de stad tegen het uit nummulietenkalk bestaande massief van de Dsjebel Mokattam. Naar het W. heeft de stad zich langzamerhand langs de Nijloevers uitgebreid, en omvat thans niet alleen de voorstad Boelak, maar ook het voor een groot deel door palmentuinen in beslag genomen eiland el-Gezira. Cairo, door spoorwegen met Alexandrië, Damiette, Suez, El-Merg, Heloean en Boven-Egypte, en door een kanaal met Ismailia verbonden, telt 1312 096 inw., waarvan de meesten tot de Fellahs, Kopten, Turken, Arabieren en andere Oosterse volkeren behoren. De stad is de zetel van het landsbestuur, de residentie van de koning, de zetel van een patriarch der Kopten en van een der Grieks-orthodoxe kerken. In 1908 werd er een hogeschool geopend, op Europese leest geschoeid.
Belangrijker is echter nog steeds el-Azhar, de grootste universiteit van de Islam, ingesteld door de Fatimiden-sultan el-Aziz in 988, waar vooral dogmatiek, jurisprudentie, Koranuitlegging en overlevering worden onderwezen.Het oudste Cairo lag tegenover het eiland Roda en werd door de Egyptenaren Chere-ohe (d.i. plaats van het gevecht, nl. tussen Horus en Set) en door de Grieken Babylon genoemd. De in Babylon gelegen vesting werd door de Romeinen versterkt en herbergde tijdens Augustus één der drie in Egypte gelegerde legioenen. Dit Babylon werd in 641 n. Chr. door Amr, de veldheer van kalief Omar, veroverd, die bij die gelegenheid de nieuwe hoofdstad Fustat of Fostat (= fossatum) bouwde.
Toen op haar beurt bij de val van de Omajjaden Fustat in vlammen opging, verlegden de stadhouders van de Abbasiden de residentie nog meer naar het O. en ontstond de wijk el-Azhar. De Tuluniden bouwden de wijk el-Kata’i en eindelijk de Fatimiden het eigenlijke Cairo, el-Kâhira (met el-Azhar en de tegenwoordige Grieks-Katholieke kerk). De bekende sultan Saladin uit de dynastie van de Ejubiden bouwde de citadel (1179), voorzag de stad van drinkwater door middel van een houten waterleiding van de Nijl af (welke in de 16de eeuw door een nog bestaand stenen aquaeduct vervangen werd), en trachtte de beide steden Fustat en el-Kâhira door één muur te omringen, die echter nooit is voltooid (deze muur is nog ten dele aanwezig). Tijdens de Mamelukken-sultans en de Turkse overheersing was de citadel het middelpunt van de stad.
Het moderne Cairo, gelegen tussen het oude el-Kâhira en de Nijl, en de wijk Ismaiilija, ontstond in de igde eeuw, ten dele reeds onder en door toedoen van Mehemet Ali. Dit stadsdeel is — in tegenstelling tot het Arabische met zijn smalle en bochtige straten en met zijn bonte bevolking — grotendeels Europees en heeft rechte, brede straten met bomen, trottoirs en electrische verlichting. Het meest westelijke deel, Ismai ilûjeh, is geheel Europees. Het middelpunt van dit moderne gedeelte vormt el-Ezbekiyek, een achthoekig 8,2 ha groot park met vijvers en kunstmatige watervallen.
De meest beroemde van de vele honderdtallen moskeeën (waaronder echter vele ruïnes zijn) zijn die van Ahmed ibn-Tulun, die in 879 naar het model van die te Samarra in Irak is gebouwd, de tegen de oude stadsmuur aangebouwde Fatimidenmoskee el-Hakim (1 ide eeuw, thans grotendeels ruïne), de Sultan Hasan-moskee (14de eeuw), de met meer dan 400 zuilen versierde el-Azharmoskee en de nieuwere Albastmoskee. Van de overige gebouwen noemen wij de zgn. Kaliefengraven en de Mamelukkengraven ten Z. van de citadel en verder de poorten Bab-en-Nasr, waardoor de Mekka-pelgrims jaarlijks hun uittocht houden, Bab Zuweileh en Bab-el-Fath.
In Oud-Caïro (Masr-el-Kadime), op de plaats van het oude Babylon, ligt de bijna uitsluitend door Kopten bewoonde wijk Kasr esj-Sjam’a, omringd door muren, die ten dele nog overblijfselen zijn van het oude Romeinse castellum. Aan de rand van de Koptenstad liggen de grote, oude Koptische kerk el-Mo’allaka, het Grieks-Katholieke klooster St George, de nieuwe synagoge en in het centrum is nog vermeldenswaard de Aboe Sargah (St Sergius), een oude Koptenkerk uit de 7de eeuw, het prototype van de Egypto-Byzantijnse basilieken, in de crypt waarvan volgens de overlevering Maria met het Kind Jezus tijdens de vlucht naar Egypte een maand zou hebben gewoond.
De belangrijkste van de vele bazars zijn Suk-el-Attarin, de markt voor specerijen, Soekkariyeh, voor suiker en vruchten, het eigenaardige gebouw voor de schoenmakers, de vroeger beroemde markt voor wapenhandelaars, de markt van de kopersmeden en die van de tapijthandelaren in een prachtig Arabisch gebouw. De groothandel met de Rode Zee geschiedt langs de straatweg Gamalîyeh.
Het klimaat is er zeer zacht; de gemiddelde jaarlijkse temperatuur is 21,3 gr. C., die van Jan. 12,1 gr. C., die van Juli 29 gr. C.
Er valt weinig regen (ca 40 mm per jaar) en er is weinig wind, zodat Caïro veel bezocht wordt door long- en borstlijders.
Vlak aan Caïro grenst in het N.W. Boelak, in het Z. Oud-Caïro; 22 km naar het Z. ligt Heloean met beroemde baden en aan de linkeroever van de Nijl Giza (Gizeh) met de pyramiden en de sfinx. Tegenover Heloean en ten W. van Bedrasjen liggen de ruïnes van het oude Memphis en de trappenpyramide van Sakkara. Ten N.O. van Caïro liggen de ruïnes van het oude Heliopolis (Teil Hasan), niet te verwarren met het nieuwe Heliopolis (H. Oasis), een in 1906 door een Belgische onderneming gestichte voorstad, bestemd als woonplaats voor de Engelse ambtenaren en de officieren van de legerplaatsen, welke tussen Caïro en Heliopolis gelegen waren.