(in het Catalaans: Lleida), hoofdstad van de gelijknamige Spaanse provincie (12 151 km2 met 1948: 322 600 inw.), in Catalonië met (1951) 52 120 inw., ligt op de rechteroever van de Segre en vormt een spoorwegkruispunt aan de lijn Barcelona - Saragossa. De stad is het middelpunt van een vruchtbare en bevloeide vlakte, die vooral fruit levert, (perziken, abrikozen, peren en pruimen).
De stad heeft een ouderwets voorkomen en is gebouwd tegen de berg, waarop de citadel zich verheft. Zij is de zetel van een bisschop, heeft een oude kathedraal (13de eeuw, verwoest tijdens burgeroorlog, wordt weer gerestaureerd) en een nieuwe (1761-1781), een raadhuis (16de-19de eeuw) en een seminarium. Er is industrie (glas, meel, suiker, olie, groenten- en fruitconserven) en handel (graan, olie en hout).Lérida is het oude Ilerda aan de Sicoris (thans de Segre), dat bekend is, doordat Caesar in 49 v. Chr. aldaar de overwinning behaalde op Afranius en Petrejus, legaten van Pompejus. In 713 werd de stad door de Arabieren ingenomen en in 1117 werd aldaar de almoravide Abdallah van Cordoba door de Christenen verslagen, waarna dezen de stad innamen. In 1149 werd zij de residentie van de koningen van Arragon. De in 1300 gestichte universiteit is later opgeheven. Van de i6de-igde eeuw had Lérida vooral betekenis als vesting. De stad heeft zeer geleden in de burgeroorlog (1936-1939), maar is de laatste jaren zeer uitgebreid en gemoderniseerd.
