Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Laurens Janszoon COSTER

betekenis & definitie

die volgens het verhaal van Hadrianus Junius in zijn Batavia (1588), de uitvinder van de boekdrukkunst moet zijn, is een veelomstreden figuur. Sinds eeuwen bestaan er Costerianen en Gutenbergianen [z Gutenberg), die elkaar het leven zuur maken, junius beschrijft, dat Coster in de Haarlemmer Hout letters sneed uit beukenschors om die dan tot regels gerijd af te drukken tot vermaak van zijn kleinkinderen.

Later zou hij de houten door loden of tinnen letters hebben vervangen. Zijn uitvinding zou in een noodlottige Kerstnacht door zijn knecht gestolen zijn en deze Johannes (Faustus), nam de hele apparatuur mee om in Duitsland te gaan drukken. Ook Coornhert en Jan van Zuren zijn bronnen uit de 16de eeuw. In de 19de eeuw bereikte de strijd „Coster of Gutenberg” wel een zeer onverkwikkelijk hoogtepunt.

Rondom de oprichting van het standbeeld voor Coster te Haarlem in 1856 ontstond veel rumoer. Men benaderde deze kwestie meest van historisch-bibliografische zijde.Mr Charles Enschedé, Gustav Mori en prof. G. Zedler trachtten een aannemelijk verhaal te construeren van technisch standpunt gezien. Coster zou dan letters gegoten hebben in zandvormen, Gutenberg verbeterde deze methode door het uitvinden van het gietapparaat.

Pater dr B. Kruitwagen heeft enkele zeer goede publicaties hierover op zijn naam staan. Nog altijd blijft „de uitvinding” in nevelen gehuld, omdat er enkele onoplosbare feiten zijn: zoals de verhalen van Junius en Coornhert, met verwijzing naar de oude boekbinder Cornelis; de oude drukwerken (Costeriana) zonder jaartal en oord van herkomst in acht lettertypen, de Keulse Kroniek van Ulrich Zell, met verwijzing naar Hollandse donaten. In de oude registers en kerkboeken komen enkele Costers en Laurens Janszonen voor en naar het uitkomt past men één van deze in het verhaal.

Koning nam aan 1370-1435, meer waarschijnlijk lijkt dat hij ca 1484 gestorven is. In ieder geval is het uitvindingsjaar niet 1423, zoals nog steeds in schoolboekjes verkondigd wordt, waarschijnlijker moet ca 1440 of 1450 worden gezocht. Het rumoer was reeds verstomd, tot Jan Poortenaar kwam met Coster-niet Gutenberg, prompt bestreden door dr Kruitwagen. De zaak kwam echter niet in een nieuw stadium (z ook boek, boekdrukkunst).

Lit.: M. Meerman, Origines typographicae (1765); Jac. Koning, Verhand, over den oorspr. der boekdrukkunst (1816); A. van der Linde, De Haarlemsche Costerlegende wetensch. onderzocht (DenHaag 1870) ; J. H.

Hessels, Haarlem, de geboorteplaats enz. (1888); R. Fruin, Verspreide geschriften (1900); Gh. Enschedé, L. C., de uitvinder (Haarlem 1904.); B.

Kruitwagen, in Hand. Mij’, der Ned. Lett. 1918; Gustav Mori, Was hat Gutenberg erfunden? (Mainz 1921); G. Zedier, Von Coster zu Gutenberg (1921); B.

Kruitwagen, in Nieuw Ned. Biogr. Wb. (Leiden 1937); Idem, in Nieuwsblad v. d. Boekh. 3 Nov. en 1 Dec. 1937; Jan Poortenaar, Coster-niet Gutenberg (Naarden 1947); B.

Kruitwagen, L. J. C. weer op het tapijt, Het Boek XXIX (1948).

Costeriana is de verzamelnaam voor een aantal in bibliotheken en musea, o.m. Frans Halsmuseum te Haarlem, bewaarde oude drukwerken, die door de Costerianen gaarne aan Coster worden toegeschreven. Typenonderzoek heeft uitgewezen, dat 7 à 8 lettertypen gebruikt werden. Dr Kruitwagen neemt daarom terecht aan, dat deze drukwerken niet uit één werkplaats afkomstig kunnen zijn.

Tot de drukwerken behoren: Speculum humanae Salvationis, Spieghel onser behoudenisse, Donaten, Abecedarium, Doctrinale.

M. H. GROENENDAAL JR.

< >