L., plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen (Papilionaceeën) met een 100-tal soorten op het noordelijk halfrond en in Zuid-Amerika, 1-jarige of overblijvende, meest klimmende kruiden met in een kortere of langere rank uitlopende, soms tot niets anders dan een rank of tot phyllodiën (verbrede bladstelen) gereduceerde, 1- of 2- tot veeljukkige bladeren, alleen of in trossen in de bladoksels staande bloemen met een korte, 5-spletige of tandige kelk en een naar
De invloed van het Latijn op de Germaanse talen, waaronder het Nederlands, is sedert de tijd van het Romeinse Rijk gedurende vele eeuwen heel groot geweest, wat blijkt uit de vele Latijnse leenwoorden, ook in onze taal. Voorbeelden van Latinismen zijn zorgdragen (curam gerere), een leven leiden (vitam ducere). Vooral op syntactisch gebied heeft het Latijn tot ver in de 19de eeuw een belangrijke invloed gehad, bijv. in het gebruik van de aanvoegende wijs in afhankelijke zinnen en in het gebruik van absolute participiumconstructies (bijv. Niets meer aan de orde zijnde sloot de voorzitter de vergadering, een navolging van de ablativus absolutus). Dit soort latinismen is vooral door de Renaissance bevorderd. Zie bijv. het proza van P. C. Hooft (1581-1647) (2 barbarismen).