of Bosch, gelatiniseerd Lambertus Silvius of Sylvius, Nederlands letterkundige, geschiedschrijver en vertaler (Helmond? ca I62O/’25 - Vianen? in of na 1698), woonde te Helmond, werd benoemd tot conrector aan de Latijnse school te Dordrecht in 1654, doch wegens dronkenschap ontslagen in 1671, woonde daarna achtereenvolgens te Beverwijk, Amsterdam en Vianen (1683). Zijn bekendste werken zijn: Dordrechtsche Arcadia (Dordr. 1662, Amst. 1663, ald. 1701) en Zuydt-Hollandtsche Thessalia (Gor. 1662/ ’63), behorende tot de arkadische poëzie; verder publiceerde deze veelschrijver tussen 1645 en 1698 enige treurspelen, heldendichten en dichtbundels, vele historische werken (in populaire trant, behalve Historien onses tyds, 4 dln in 3 stkn., Amst. 1685, bevattende de geschiedenis van i66g-’79 als vervolg op Aitzema) en vele deels voortreffelijke vertalingen uit het Lat., Sp., Ital., Fr. en Eng. (de bekendste is Cervantes’ Den verständigen vroomen ridder Don Quichot de la Mancha; 2 dln,
Dordr. 1657, 7de dr. Amst. 1732). Zijn werken verschenen onder de namen L. van den Bos of Bosch, L.V.B., L.V.D.B., V.D.B., L. Silvius, L.Sylvius,L.S. of anoniem.
j. G. M. VAN DE SANDT
Bibl.: Carel de Negende anders Parysche bruyloft (z. p. 1645, treurspel); Batavias of Batavische Aeneas (Amst. 1648); Rampzalige liefde ofte Bianca Capellis, treurspel (Amst. 1649); Der poëten lust-prieel (Amst. 1649); Roode en Witte Roos of Lankaster en Jork, blyeindent treurspel (Amst. 1651, herdr. met Eng. vert. d. O. J. Campbell, Madison 1919); Britannias of herstelde Majesteyt. Heldendicht (Dordr. 1661); B. de Castiglioni, De volmaeckte hovelinck (1662); Scarron, De doorluchtige comedianten (Dordr. 1662); Flavii Josephi Boecken te weten 20 v. d. oude gesch. der Joden (Dordr. 1665); Des. Erasmus, Gedenkweerdige spreuken (1672); Treur-toonneel van doorlugtige mannen. 3 dln (Amst. 1698).
Lit.: J. A. Worp, Gesch. v. h. drama I (1904); O. J. Campbell, The position of the Roode en Witte Roos in the Saga of King Richard III (Univ. of Wisconsin studies in lang. and litt. no 5, Madison 1919); J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Ned. Letterk. IV (1924).