Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ANONIEM

betekenis & definitie

of naamloos zijn brieven en geschriften, waarvan de schrijver zijn naam verborgen houdt. In de journalistiek is de anonimiteit regel, behalve daar, waar het ondertekenen der artikelen door de wet gevorderd wordt, zoals in Frankrijk en tijdens de Duitse bezetting ook in Nederland.

De eerste poging een opgave te verstrekken betreffende de schrijvers, die hun naam hadden verzwegen of een schuilnaam hadden aangenomen (z pseudoniem) is het werk van Vincentius Placcius, De scriptis et scriptoribus anonymis atque pseudonymis Syntagma (Hamburg 1674). Later zijn er verschillende andere verschenen, voor Nederland: J. I. van Doorninck, Bibliotheek van Nederlandsche anonymen en pseudonymen (‘s-Gravenhage 1866-1870), opnieuw uitgegeven als Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren (Leiden 1883-1885), A. de Kempenaar, Vermomde Nederlandsche en Vlaamsche schrijvers (1928); voor België: V. A. de la Montagne, Vlaamsche pseudoniemen (Rousselaere 1884); voor Duitsland: M. Holzmann en H. Bohatta, Deutsches Anonymen Lexikon (6 dln, 1902-1911); voor Engeland: A.

Stonehill en A. Block, Anonyma and pseudonyma (4 dln, 1926-1927); voor Frankrijk: A. A. Barbier, Dictionnaire des ouvrages anonymes et pseudonymes (4 dln, 1882 met supplement van Brunet 1889); voor Italië: G. Melzi, Dizionario di opere anonime e pseudonime di scrittori italiani (3 dln, 1848-1859), G. Passano, Dizionario di opere anonime e pseudonime in supplemento a quello di Melzi (1887) en E.

Rocco, Anonimi e pseudonimi italiani, supplemento al Melzi e al Passano (1888); voor Denemarken en Noorwegen: E. Collin, Anonymer og Pseudonymer i den danske, norske og islandske Literatur (1869) en H. Pettersen, Anonymer og Pseudonymer i den norske Literatur 1678-1890 (1890); voor Zweden: A. L. Bygdén, Svenskt anonym- och pseudonymlexikon (2 dln, met suppl. 1898-1915).

< >