is een effen en dichte wollen stof met een enigszins viltachtig uiterlijk en een kort, in één richting gestreken, haardek. Het wordt gezamenlijk uit een strijkgaren ketting en inslag in platbinding geweven.
Zijn grote dichtheid en gesloten oppervlak verkrijgt het weefsel door een aantal appretuurbewerkingen, die na het weven plaats hebben en waarvan het vollen een der voornaamste is.De eerste behandeling, waaraan het doek na het weven wordt onderworpen, is het noppen, d.i. het verwijderen van ongerechtigheden, zoals knopen, draadeindjes, enz. Daarop volgt het wassen, waardoor alle verdere onzuiverheden, zoals kettinglijm en smout olie uit het doek worden verwijderd. Bij aanwezigheid van veel plantaardige verontreinigingen (klitten) kunnen deze door carboniseren , d.i. het verkolen door middel van zwavelzuur, worden verwijderd. Na voldoende reiniging en verbetering van eventuele fouten volgt het vollen. Met het vollen bewerkt men een vervilting van de wolvezels, hetgeen gepaard gaat met een aanzienlijke krimp, waardoor het weefsel zijn vereiste dichtheid verkrijgt. Laken, dat op een breedte van 140 cm moet worden afgeleverd, heeft op het getouw een breedte van 220-240 cm. Het vollen geschiedt in een volkom, waarin het vochtige doek (in strengvorm) door middel van walsen aan sterke druk en wrijving wordt blootgesteld en voortbewogen. De vervilting wordt nog bevorderd door warmte en toevoeging van een volmiddel (bijv. zeep of soda). De afzonderlijke ketting- en inslagdraden, die aanvankelijk normaal zichtbaar waren, zijn na het vollen met elkander vervilt en door een viltlaag bedekt. Behalve het uiterlijk is vanzelfsprekend ook het aanvoelen van de stof beduidend veranderd en verbeterd. Door spoelen wordt het gebruikte volmiddel verwijderd. Vervolgens wordt het doek geruwd op een ruwmachine met vaststaande kaardedistels, waardoor een in één richting gestreken haardek wordt verkregen. Dit haardek wordt op de scheermachine op bepaalde lengte gelijk geschoren. De stof wordt hierna gedecatiseerd, waarbij de stof onder matige druk aan stoom wordt blootgesteld en waardoor een duurzame glans wordt verkregen. Na borstelen op de borstelmachine wordt het laken ten slotte nog geperst, waartoe men zich van een cylindrische walspers, of van een hydraulische pers (spaanpers) bedient. De verlangde kleur kan worden verkregen door het verven van de losse wol of door Verven (in het stuk) van het gewassen ruwdoek. Een bekend voorbeeld is uniformlaken; andere stoffen met lakenappretuur zijn doeskin, drapé en eskimo.
H.G. SPIER
Lit.: A. J. Handels, Het appreteren van wollen en halfwollen stoffen (Doetinchem 1923).