is een textielchemische werkwijze om ongewenste materialen van plantaardige oorsprong uit wollen goederen te verwijderen. In de losse wol blijven na het wassen nog plantendelen achter, zoals klitten, zaaddoppen, strohalmen, enz. die er zeer vast in verankerd zijn.
Een deel hiervan komt in het garen en dus ook in de daarvan gemaakte weefsels terecht). De wollen lompen, waaruit men kunstwol maakt, bevatten katoen, linnen of rayon (kunstzijde), dat zijn dus plantaardige vezels. Deze vezels en ook de klitten enz. moeten verwijderd worden omdat daardoor bij het spinnen onregelmatige en zwakke plekken ontstaan en omdat het uiterlijk der weefsels wordt geschaad. Het carboniseerproces wordt dus toegepast op gewassen losse wol, op weefsels, nadat ze gevold, ontvet en geverfd zijn en op lompen na het sorteren.
Het hangt van verschillende omstandigheden af in welk stadium van productie het carboniseren wordt toegepast. Het carboniseren valt in vijf stadia uiteen. In de eerste plaats wordt het materiaal „gezuurd”, d.i. gedrenkt in carboniseermiddelen, waarvoor meestal zwavelzuur wordt gebruikt en daarnaast het milder werkende natriumbisulfaat (NaHSO) en ten slotte nog aluminiumchloride (Al1Cl8) en magnesiumchloride (MgCl2). Lompen worden meestal droog gecarboniseerd met zoutzuurgas.
Daarna wordt de overtollige vloeistof verwijderd. Losse wol laat men uitdruipen, weefsels worden uitgeperst en daarna wordt het materiaal gecentrifugeerd of afgezogen. In dit stadium zijn de behandelde waren gevoelig voor licht (blauw schilderen van vensters en dakramen) en warmte en men gaat zo snel mogelijk naar de volgende bewerking over. Dat is het eigenlijke carboniseren, nl. het drogen en bakken van het materiaal in gesloten kamers of kasten, de carboniseermachine genaamd.
De temperaturen hangen van de gebruikte carboniseermiddelen en de toegepaste concentraties daarvan af en men maakt gebruik van warme lucht in gelijk- of tegenstroom. De plantendelen gaan hierbij in een brosse toestand over ten gevolge waarvan men ze door kloppen of met behulp van geribde walsen in een klittenkom, kan verwijderen. Dit is dan de vierde bewerking. Ten slotte worden de opgenomen chemicaliën door spoelen, neutraliseren en opnieuw spoelen verwijderd.
Nadere bijzonderheden zoeke men in de hieronder vermelde literatuur.IR E. A. LEIDELMEYER
Lit.: A. J. W. van Amelsfoort, Mechanische technologie van de wollen-stoffen-appretuur (Tilburg 1948); Von Bergen-Mauerberger, American wool handbook (New York 1947); H. Glafery, D.
Krüger, G. Ulrich, Technologie der Wolle (Berlin 1938).