Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KURK

betekenis & definitie

is een plantaardig weefsel, waarvan de celwanden kurkstof of suberine bevatten. Dit is een hoog-polymere verbinding, opgebouwd uit een aantal esters van hogere alkoholen met enkele zuren, waarvan kurkzuur COOH.(CH2)6.COOH, phellonzuur C21H42(OH)COOH en phloionzuur COOH.C19H30(OH)2GOOH de voornaamste zijn.

Verkurkte celwanden zijn microscopisch waar te nemen doordat ze met vetkleurende kleurstoffen gekleurd worden, zoals met Soedan III of alcannatinctuur. Behalve in het eigenlijke kurkweefsel treft men verkurkte celwanden aan in de wandverdikkingen van Caspary, in de endodermiscellen en in de wanden van sommige klieren. In hoofdzaak vindt men echter verkurking in de buitenste cellagen. Deze kan soms van primaire aard zijn, meestal evenwel is de verkurking van secundaire aard.Deze secundaire kurk wordt gevormd doordat sommige cellen in de epidermis, schors of pericykel zich door tangentiale cel wandjes gaan delen. Uit dit kurkcambium of phellogeen worden naar buiten cellen afgescheiden, die zeer snel verkurken: het eigenlijke kurkweefsel of phelleem. Naar binnen worden cellen afgescheiden, die niet verkurken en in meer of mindere mate de vorm van de gewone schorscellen aannemen: het phelloderm. Het optreden van een kurkcambium is een normaal verschijnsel bij ouder wordend weefsel, waar het kurk dan de functie van de epidermis overneemt. Een kurkcambium kan ook ontstaan na verwonding, waarbij men het gevormde kurklaagje wondkurk noemt. Dikwijls ontstaan onder de eerstgevormde kurklaag weer nieuwe kurkcambia: er ontstaat dan een samengestelde kurklaag of schubbenkurk. Meestal is het phellogeen slechts één cellaag dik (monogene kurk), maar bij sommige monocotylen (palmen) gaan steeds meer naar binnen gelegen cellen tot delingen over, waardoor een verschillende cellagen dik phellogeen ontstaat (polygene kurk of etagekurk).

Doordat verkurkte celwanden water en lucht niet doorlaten, sterft de inhoud van de kurkcellen af. Deze afgestorven cellen kunnen nog verschillende stoffen bevatten zoals het witte betuline van de berk. Het niet doorlaten van water en lucht maakt het kurkweefsel bij uitstek geschikt voor afsluitingsweefsel. Om toch gaswisseling mogelijk te maken bevinden zich in de kurk openingen met losser weefsel, de lenticellen. Oppervlakkig zijn deze als lensvormige vlekjes te zien. Het oppervlakkig voorkomen van boomschors wordt in hoofdzaak bepaald door de aard van het kurkweefsel. Een enkelvoudige kurkhuid, zoals bij de beuk, veroorzaakt een glad oppervlak, een samengestelde kurklaag geeft het ruwe beeld, dat we van eik en iep kennen. Bij de plataan vallen de buitenste kurklagen in hun geheel af, terwijl de aanwezigheid van betuline de witte kleur van de berkschors veroorzaakt. Bij wortels is de kurklaag, die uit het pericambium ontstaat, meestal zwakker ontwikkeld dan bij de stam.

Al naar de consistentie van de kurk onderscheidt men zachte kurk, leerkurk en steenkurk. Bij de laatste is de verkurkte celwand verdikt door verhoute verdikkingslagen.

DR A. QUISPEL

GEBRUIK

Kurk voor het technisch gebruik wordt gewonnen van Quercus suber L. en enkele na verwante soorten. Volgens de Grieken en Romeinen, die het reeds voor vlotten en visnetten gebruikten, is het al zeer lang bekend. Zelfs vermeldt Plinius in 63 v. Chr. reeds het gebruik voor zwemgordels, schoenen en stoppen op vaten. Pas in de Middeleeuwen werd kurk door de Portugezen bekend in de Nederlanden, in Engeland en in Noord-Duitsland, van waar het gebruik zich verbreidde naar Oost-Europa en de Skandinavische landen. Een industrieel gebruik van kurk trad pas op na het gebruik van glazen flessen, en van af de 19de eeuw tot heden wordt het grootste deel van kurk voor afsluiting van flessen gebruikt. Het afvalmateriaal van de kurken-industrie wordt gebruikt als isolatie-materiaal tegen hitte en kou (ijskasten), tegen geluid (vliegmachines) en stoten. Men maakt tot dit doel agglomeraten van kurk door de gemalen kurk te mengen met asphalt, teer of pek, of door het te mengen met een lijmachtige stof, vooral caseïne; het mengsel, dat in het laatste geval de oorspronkelijke kleur behoudt, wordt hydraulisch geperst en daarna in speciale ovens bij hoge temperatuur gebakken, waardoor het lijmachtige materiaal geheel in de kurk doordringt; men verkrijgt daardoor een bijzondere sterk, doch minder impermeabel materiaal; het doet dienst voor het isoleren van bakovens. Voorts laat men de kurk door stoom opzwellen, zodat de chemische samenstelling verandering ondergaat, vooral doordat, ten gevolge van het gebruik van tamelijk harsrijke maagdelijke kurk, de vluchtige bestanddelen ontwijken; daarna perst men ze en verkrijgt zo een volstrekt geen water doorlatende stof, die zeer slecht geleider is voor hitte of electriciteit, geen geur afgeeft, niet aan bederf onderhevig en zeer licht is. Het zeer fijn gemalen kurk wordt gemaakt tot linoleum, onder toevoeging van lijnolie, hars en kleurstof; het mengsel wordt enige millimeters diep in een jute weefsel geperst. In dunne lagen gebruikt men kurk voor tropenhelmen, voor inlegzolen en zeer dun als kurkpapier (mondstukken voor sigaretten). Kunstledematen maakt men vooral van kurk. Balsahout begint in sommige opzichten als plaatsvervanger op te treden. De belangrijkste kurk producerende landen zijn Spanje, Portugal, Marokko, Algiers, Tunis, Frankrijk, Italië.

De wereldproductie aan kurk bedraagt ca 310 000 metr. ton per jaar. In 1941 importeerden de V.S. meer dan 150000 ton; op de tweede en derde plaats komen Groot-Brittannië en Duitsland. In de laatste jaren werden grote aanplantingen van de kurkeik in Californië aangelegd, waar reeds kurk van goede kwaliteit geoogst is; de boom komt er sinds 1855 reeds voor; in de jaren 1945-1950 heeft men er 200 000 jonge bomen uitgeplant,

DR A. KLEINHOONTE

Lit.: Klauber, Die Monographie des Korkes (Berlin 1920); Faubel, Cork and the American Cork Industry, 2nd ed. (N.Y. 1941); Metcalf,The Oak Tree in California, in Econ. Bot., Vol. I f 1947), p. 26-76; Gooke, Cork and Cork Products, Idem, Vol. II (1948), p. 393-402; Palmgren, Cork Production and International Cork Trade (Rome 1947)

< >