Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOLOBRZEG

betekenis & definitie

(Duits: Kolberg of Colberg), met (1948) 33580 inw., is een oude zeestad aan de Pommerse Oostzeekust. De aan de mond van de Persante gelegen ronde, oude stad met Gothisch stadhuis en 13de-eeuwse Maria-dom, is van de kust gescheiden door de voorstad en badplaats Münde (Kolbergermünde) en een strandpark.

Er zijn zee-, zout- en modderbaden. Ten W. van de riviermond ligt het bos Maikuhle. Kolobrzeg heeft visserij, visrokerij, machine- en scheepsbouw, chemische industrie, hout- en graanhandel. De plaats ontstond ca noo rondom een Slavische vesting, sedert 1065 Koorherenstift. In noo werd het de zetel van een onder Gnesen behorend bisdom. Nadat Kolberg in 1255 stadsrechten gekregen had kwam de stad in 1276 aan het hoogstift Kammen en sloot zij zich in 1284 aan bij de Hanze. In 1530 tot de Hervorming overgegaan, viel zij in 1627 in handen van de Keizerlijken, doch werd in 1631 door de Zweden veroverd, die vele versterkingen aanlegden. In 1653 kwam de stad aan Brandenburg, doch werd in de Zevenjarige oorlog in 1761, na driemaal te zijn belegerd, veroverd. In 1806-1807 hielden Nettelbeck en Gneisenau de stad tot aan de Vrede van Tilsit tegen de Fransen bezet. In 1873 werden de vestingwerken gesloopt. In Wereldoorlog II werd de stad in Mrt 1945 veroverd door de Russen en door de conferentie van Potsdam aan Polen toegewezen, waarna de naam Kolberg in Kolobrzeg werd veranderd.

< >