ook Derde Silezische Oorlog geheten, door Frederik II van Pruisen, gesteund door Engeland (Hannover), van 1756 -1763 gevoerd tegen Oostenrijk, Rusland, Frankrijk, Saksen (Polen), Zweden en het Rijksleger. De oorzaken van de oorlog waren:
1. de pogingen van Maria Theresia en haar minister van Buitenlandse Zaken, graaf von Kaunitz, om het reeds in 1746 met Rusland gesloten bondgenootschap uit te breiden met een Frans-Oostenrijkse alliantie, ten einde het van 1740-1745 door Frederik II veroverde Silezië (z Silezische oorlogen) te hernemen;
2. de Frans-Engelse tegenstellingen in de Noordamerikaanse en Voorindische koloniën.
In Juli 1755 brak een Frans-Engelse oorlog uit in het dal van de Ohio, waar de Fransen hun Canadese bezittingen met die in Louisiana trachtten te verenigen (Zevenjarige Zeeoorlog; zie hieronder). In verband daarmee kwam op 16 Jan. 1756 een defensieve Engels-Pruisische overeenkomst tot stand. De bedoeling der Britse regering, die nog vertrouwde op haar Oostenrijkse bondgenote, was, de oorlog daarmee buiten Duitsland te houden, maar het gevolg was juist een (overigens ook defensieve) alliantie tussen de vroegere erfvijanden Frankrijk en Oostenrijk (1 Mei) („Omkering der bondgenootschappen”). In zijn zenuwachtige angst forceerde Frederik de Grote nu de oorlog, die hij vreesde, door een aanval te doen op Saksen, dat hij er van verdacht ook een verbond met Kaunitz gesloten te hebben (29 Aug.). In de krijg, die volgde en waarin Frederik door een groot deel van het Europese publiek ten onrechte als held van het Protestantisme tegen het „Jezuïetenverbond” beschouwd werd, wist het genie van de Pruisische koning zich staande te houden, maar werd de welvaart van zijn land geknakt.
DE ZEVENJARIGE LANDOORLOO
Nog in 1756 moest het Saksische leger te Pima capituleren (17 Oct.). In begin 1757 viel Frederik Bohemen binnen, behaalde er een overwinning bij Praag (6 Mei), maar leed een nederlaag bij Kolin (18 Juni) tegen Daim. Ook was een Engels-Hannoveraans leger door de Fransen aangevallen. Het moest de wapens neerleggen (Kloosterzeven, 8 Sept.), terwijl Oost-Pruisen door Russen bezet werd. Nu behaalde Frederik echter een schitterende overwinning op Fransen en Duitsers in Thüringen (bij Rossbach, 5 Nov.) en verdreef hij een in Silezië binnengedrongen Oostenrijks leger (bij Leuthen, 5 Dec.). Het resultaat van de veldtocht van 1758 was minder schitterend.
Een hernieuwde Pruisische aanval in Bohemen moest onderbroken worden, doordat de Russen naderden en Küstrin aan de Oder belegerden. De slag bij Zorndorf (25 Aug.) bleef onbeslist en de koning werd gedwongen om Saksen tegen Daun te verdedigen. Terwijl Zweden in Pommeren en Russen in Pruisen en Brandenburg huis hielden, leed Frederik tegen zijn Oostenrijkse tegenstander een nederlaag bij Hochkirch (14 Oct.). Silezië bleef echter behouden en een nieuw Engels-Hannoveraans leger onder Ferdinand van Brunswijk-Beveren hield de Fransen over de Rijn. In 1759 stond Frederik met 130 000 man tegenover 250 000 Oostenrijkers en Russen. Hij verloor dan ook de ontzettende slag bij Künersdorf (12 Aug.), toen hij de vereniging der vijandelijke strijdkrachten niet had weten te verhinderen.
Frederiks geluk was enkel, dat ook de Oostenrijkers uitgeput raakten en bovenal, dat op de medewerking der Russen slecht staat te maken viel, omdat keizerin Elizabeth wel een felle vijandin van Pruisen was, maar de troonopvolger Peter van Holstein-Gottorp juist een mateloos bewonderaar van Frederik II. Daar stond tegenover dat Groot-Brittannië ontstemd raakte over Frederiks koppigheid,die zich niet bereid toonde om ook maar iets van zijn land aan Maria Theresia af te staan. Na het aftreden van Pitt Sr (Sept. 1761) hield Londen dus de subsidies, waar Pruisen geheel afhankelijk van geworden was, in. In deze jaren van de krijg werd met afwisselend succes in Saksen en Silezië gestreden, terwijl Brandenburg vrijwel onophoudelijk door de vijanden gebrandschat werd. Onverwachte redding kwam door de dood van Elizabeth van Rusland (5 Jan. 1762). Tsaar Peter III sloot nu zelfs een bondgenootschap met Pruisen (19 Juni), dat wel is waar na Peters dood (17 Juli) door Catharina II niet gehandhaafd werd, maar dat toch de Vrede van Hubertusburg (15 Febr. 1763) op grond van de status quo ante tot gevolg had.
DE ZEVENJARIGE ZEEOORLOG
begon met een Frans succes: de verovering van Minorca na een gewonnen zeeslag op admiraal Byng (Juni 1756), maar nu kreeg Pitt Sr in het Engelse ministerie de macht in handen (Juni 1757). Hij steunde op de burgerij en stuwde de Engelse politiek bewust de koloniale kant uit. De continentale oorlog was nog slechts bedoeld om Frankrijk werk te geven: koloniale veroveringen werden hoofdzaak. En dat gelukte. Robert Glive legde door zijn overwinning op de door Frankrijk gesteunde Nabob van Bengalen (bij Plassey, 23 Juni 1757) de grondslag voor het Britse rijk in Voor-Indië. Na de verovering van de Franse sleutelpositie in Canada (Louisbourg op Cap Breton, 1758), bestormde Wolfe Quebec (13 Sept. 1759).
Onderwijl was in Versailles Pitt’s begaafde tegenspeler aan het bewind gekomen: de hertog van Choiseul -Amboise (eind 1758), maar landingsplannen in Engeland mislukten (door de overwinning van admiraal Hawke bij Quiberon, 20 Nov. 1759) en ook Franse Westindische eilanden werden veroverd (Guadeloupe, Mei 1759, Martinique, Febr. 1762). De Franse opperbevelhebber in Voor-Indië Lally-Tollendal moest Pondichéry overgeven (16 Jan. 1761). Engelands positie in Indië groeide ook die van de Nederlanders boven het hoofd, die in deze oorlog neutraal bleven. Na de troonsbestijging van George III (1760) kreeg Pitt zijn ontslag (herfst 1761), maar het Toryministerie, dat zich uit de continentale krijg terugtrok (zie boven), zette de koloniale door. Wel wist Choiseul tegen de Britten het „Bourbons Familieverdrag” met Spanje, Napels en Parma te sluiten, maar een oorlog met Spanje schrikte de Engelsen niet af: zij veroverden nog Havanna en de Philippijnen. Er zat dus voor de Franse regering niets anders op dan de oorlog te liquideren.
Deze was trouwens bij de publieke opinie bijzonder impopulair geweest en bracht de financiën van het rijk volkomen in de war. Bij de Vrede van Parijs (10 Febr. 1763) behield Engeland Canada, Louisiana en Cap Breton. Spanje stond Florida af en verkreeg daarvoor Louisiana beoosten de Mississippi. Guadeloupe en Martinique kreeg Frankrijk terug. Ook zijn Voorindische nederzettingen, maar de kans op een Indisch rijk evenwaardig aan het Britse was voorgoed verkeken.
DR J. S. BARTSTRA
Lit.: Ranke, Der Ursprung des Siebenjährigen Krieges (1871); Frederik de Grote, Histoire de la guerre de Sept Ans (1788); R. Waddington, La guerre de Sept Ans (3 dln, 1896-1914); L. Gorbett, England and the Seven Years War (2 dln, 1907); A. Schäfer, Geschichte des Siebenjährigen Krieges (1867-1874); F. v. Arneth, Maria Theresia und der Siebenjährige Krieg (1875).