is de tak van industrie, die zich op het bouwen van schepen toelegt. Voor verdere bespreking zie schip.
Scheepsbouw-proefstation, ook wel sleeptank of proefdok genoemd, is een inrichting om de scheepsweerstand en de doorstuwing, soms ook het sturen en het slingeren van schepen, te bestuderen door het onderzoek van modellen. Een sleeptank bestaat uit een lang bassin van gewapend beton, over welks wanden rails zijn gelegd. Hierover rijdt een wagen, die uit vakwerken is samengesteld en die de instrumenten draagt, die de verschijnselen, die men aan scheeps- of schroefmodel onderzoekt, registreren.
Voor het onderzoek van de weerstand van een schip d.w.z. van de kracht, die nodig is om een schip met een bepaalde snelheid te slepen, maakt men een model op een zodanige schaal, dat de modellengte in de meeste gevallen ongeveer 5 tot 7 m wordt. De snelheid, waarbij men het onderzoekt, vindt men door de verlangde scheepssnelheid te delen door de vierkantswortel van de schaal, waarop men het model heeft gemaakt. Meestal onderzoekt men eenzelfde model voor een reeks van snelheden en op verschillende diepgangen. Het model wordt door het genoemde bassin gesleept, waarbij automatisch op een meettrommel wordt opgetekend:
1. de tijd, gedurende welke men de proef neemt;
2. de in die tijd afgelegde weg;
3. de weerstand.
Voor een goede proef moet de snelheid volkomen constant zijn. Na deze serie proeven onderzoekt men het model nog eens, doch nu niet gesleept, maar door een schroefmodel gedreven. Op een afzonderlijke registreertrommel worden nu het aan de schroef afgegeven vermogen en de door de schroef geleverde stuwkracht opgetekend. Ook onderzoekt men de eigenschappen van de schroef, door deze op zichzelf (dus vrij van het scheepsmodel) te doen werken. Dit laatste is nodig, omdat de aanwezigheid van het schip de schroefwerking beïnvloedt, evenals de werking van de schroef de scheepsweerstand vergroot.
De scheepsmodellen maakt men in de meeste gevallen van paraffine, vermengd met een kleine hoeveelheid was. Voor het onderzoek van de schepen voor de binnenvaart is het nodig, dat men de beperkte waterdiepte in de sleeptank nabootst. Hetzelfde kan reeds nodig zijn bij snelle zeeschepen, wanneer deze moeten proefvaren of dienst doen op een traject, waar de diepte niet voldoende is om de snelheid te beïnvloeden. Voor dergelijke onderzoeken zijn verschillende tanks uitgerust met een tweede bodem, die op een willekeurige hoogte onder water kan worden ingesteld. Op deze verstelbare bodem kan men bovendien nog wanden aanbrengen, zodat een kanaalprofiel wordt nagebootst. Met de tot nu toe beschreven inrichting imiteert men alleen de vaart in volkomen rustig water. In enkele tanks heeft men tevens een inrichting om golven van verschillende grootte op te wekken ten einde de toestand op zee meer nabij te komen.
De eerste sleeptank werd ontworpen en uitgevoerd door de Britse architect Froude in 1870. Drie jaar later had Nederland zijn voorbeeld gevolgd aan de marinewerf te Amsterdam. Sedert vele jaren was deze inrichting echter zo verouderd, dat Nederland lange tijd geen bruikbare sleeptank heeft gehad. In 1932 werd te Wageningen een nieuwe tank in gebruik gesteld, die geheel naar de eis des tijds is ingericht. De afmetingen bedroegen: lengte 160 m, breedte 10 m, diepte 5,5 m. In 1951 werd de tank met 92 m verlengd.
Verder heeft men kort vóór Wereldoorlog II nog een afzonderlijke installatie aangebracht om het optreden van caviatie bij schroeven te onderzoeken. In 1935 werden 60 modellen vervaardigd en gesleept. De meeste sleeptanks leggen zich — behalve op het uitvoeren van opdrachten van particulieren of van de staat — ook toe op wetenschappelijk onderzoek, bijv. ten aanzien van de wrijving in het water van verschillende oppervlakten en van de invloed van de schaal, waarop men de modellen maakt.
IR J. C. ARKENBOUT SCHOKKER