(tussis quinta, tussis convulsiva, pertussis of slijmhoest) is een infectieziekte, die zeer besmettelijk is en vooral bij kinderen voorkomt. Zij wordt veroorzaakt door de bacil van Bordet-Gengou, die in 1906 door hem werd geïsoleerd.
De ziekte begint als een gewone verkoudheid met wat koorts en hangerigheid, lichte bronchitis en neusverkoudheid. In dit eerste stadium, dat ca 14 dagen duurt, is de ziekte moeilijk als zodanig te herkennen, tenzij men weet, dat het kind ca 14 dagen tevoren met kinkhoest in aanraking is geweest. Daarna komen geleidelijk de typische hoestbuien, waarbij het kind erg benauwd is, voortdurend moet uithoesten en erg blauw in het gezicht wordt, en er tussen het hoesten in telkens een gierende inademing volgt. Door het persen bij het hoesten, kan het tot braken komen en kunnen ook neusbloedingen, bloedingen in de ogen en zelfs bloedingen uit de keel ontstaan. Deze hoestbuien herhalen zich soms slechts 6 keer per dag, maar in de meeste gevallen veel vaker. In dit tijdperk van de ziekte behoort het kind geen koorts te hebben en, als de hoestbui over is, speelt het weer vrolijk verder, totdat het de nieuwe aanval voelt aankomen. Door emotie, zich kwaad maken of zich pijn doen kan een aanval worden opgewekt. Ook het horen hoesten door een ander kind wordt meestal door een hoestbui gevolgd. De duur der ziekte is zeer verschillend. Vaak duurt zij wel een week of zes, soms langer en ook wel korter. Na een doorstane kinkhoest komt het vaak voor, dat tijdens een verkoudheid weer enigszins op dezelfde wijze gehoest wordt, als toen het kind kinkhoest had: dit betekent niet een herhaling van de ziekte. Een kinkhoest recidiveert niet, hij geeft een vrij stevige immuniteit, zodat men de ziekte nooit meer dan eens doormaakt. Slechts volwassenen, die als kind geen kinkhoest hebben gehad, zijn voor de ziekte vatbaar. Hoewel de kinkhoest voor gezonde kinderen, die niet al te jong zijn, zeer onschuldig mag worden genoemd, mag men toch niet vergeten, dat hij voorbeschikt voor allerlei andere ernstige, ziekelijke afwijkingen, waarvan de longontsteking de meest gevreesde is. Zelfs is de kinkhoest daardoor met de mazelen een der belangrijkste doodsoorzaken van kinderen tussen 1 en 4 jaar.Men moet dus al zijn best doen om te voorkomen, dat een jong of zwak kind de ziekte krijgt en bedenken, dat zij altijd door aanhoesten door andere zieke kinderen ontstaat. Ook herinnere men zich, dat in de eerste 14 dagen de kinkhoest, als hij het allerbesmettelijkst is, niet als zodanig is te herkennen. Dit leidt tot de raad om, als er kinkhoest heerst, alle kinderen, die verkouden zijn en hoesten, als verdacht te beschouwen en te zorgen, dat de zwakke, zieke kinderen niet met hen in aanraking komen. Zowel als middel om de ziekte te voorkomen, als om de genezing te bespoedigen, maakt men gebruik van de inspuiting van vaccins, die bereid zijn van de gedode bacillen van Bordet-Gengou. Door de verbetering, die men vooral in Amerika in de laatste jaren in de bereiding dezer vaccins heeft toegepast, is het succes dezer inspuitingen, vooral ter voorkoming van de ziekte, veel groter geworden. Bovendien kan men in ernstige gevallen van kinkhoest een gunstige invloed verwachten van de inspuiting van hyperimmuunserum. Dit serum wordt bereid door mensen, die zich daarvoor beschikbaar stellen, in te spuiten met het bovengenoemde vaccin, met de bedoeling dat zij daartegen antistoffen zullen vormen. Wanneer men de geschikte personen daarvoor uitzoekt, is deze inspuiting vrijwel zeker geheel onschadelijk en volgens vele onderzoekers van grote waarde voor een snelle genezing van zeer jonge of ernstig zieke kinderen. Omdat men de longontsteking na kinkhoest vooral ziet ontstaan, als het kind met kinkhoest bovendien besmet wordt met griep, is het zaak om zijn uiterste best te doen, dat het kind deze ziekte niet tijdens de kinkhoest behoeft door te maken. Daarenboven beschikt men nu nog over nieuwe geneesmiddelen (sulfonamide, penicilline en strepto-, mycine), waardoor men veelal in staat is complicaties bij kinkhoest, vooral de longontsteking, te voorkomen. Een verschil met mazelen is, dat kinkhoest reeds bij heel jonge zuigelingen kan voorkomen, terwijl mazelen slechts zelden bij kinderen beneden 6 maanden gezien wordt, wanneer de moeder ten minste zelf vroeger mazelen heeft doorgemaakt. Men moet er daarenboven voor zorg dragen het kind buiten elke aanraking met verkouden of zieke mensen te houden. Wanneer een kind na kinkhoest nog voortdurend enkele hoestbuien houdt, heeft verandering van klimaat vaak een gunstige invloed. Men verplaatse het kind niet in een openbaar middel van vervoer en brenge het niet naar een plaats, waar meer kinderen samenkomen, zolang het besmettelijk is, dus niet vóórdat ten minste 6 weken zijn verlopen.
PROF. DR E. GORTER.