is een term, die verschillende betekenissen heeft. In de eerste plaats worden hieronder verstaan resp. de koolzure kalk of krijt (calciumcarbonaat CaC03), de ongebluste kalk (calciumoxyde CaO) en de gebluste kalk (calciumhydroxyde Ca (OH), (z calcium, calciumverbindingen).
Voorts worden zouten van het element calcium wel kalkzouten genoemd. Dit gaat terug tot de tijd voor de ontdekking van het element calcium toen men meende, dat de ongebluste kalk zelf een element was. De ongebluste kalk wordt bereid door verhitting van schelpen, kalksteen of marmer; uit het eerste ontstaat schelpkalk, uit kalksteen kluitkalk. De ongebluste kalk wordt voor vele doeleinden gebezigd, zoals voor de bereiding van calciumcarbide, cement, glas, als toeslag bij de metallurgie, o.a. van ijzer enz. Grote hoeveelheden worden geblust voor het gebruik als metselkalk, d.i. met water omgezet in Ca(OH)„ waarbij veel warmte vrijkomt. Vroeger gebeurde dit op het bouwwerk, waarbij een pasteuze massa werd verkregen.
Tegenwoordig gebeurt dit fabriekmatig, waarbij de watertoevoer wordt beperkt, zodat een poedervormig product, hydraatkalk, ontstaat. Met zand vermengd wordt gebluste kalk als metselkalk gebruikt. De harding berust in de eerste plaats op de omzetting in carbonaat: Ca(OH), + CO, CaCO2 + H20. Aldus ontstaat nog meer water dan reeds aan de metselkalk was toegevoegd. In de loop van jaren vinden secundaire omzettingen plaats, waarbij met het zand calciumsilicaten worden gevormd (z mortel). Kalkhydraat wordt voorts gebruikt als stucadoorskalk en landbouwkalk, als goedkope base in de chemische industrie, in de suikerindustrie, voor het maken van kalkzandsteen enz.
Nederland voert grote hoeveelheden in uit België en Duitsland, de eigen productie is klein. Naast deze zgn. vette kalk, zo genoemd naar ’t gevoel van het natte product tussen de vingers, is er ook magere kalk. Magere kalk of hydraulische kalk ontstaat bij het branden van silicaathoudende kalksteen en bevat naast calciumhydroxyde calcium-aluminium-silicaten; deze vormt een overgang naar cement. Als kunstkalk wordt een product verkocht, dat als witkalk wordt gebruikt, maar dat uit gips bestaat.In de oude scheikunde verstond men onder metaalkalken in het algemeen de metaaloxyden. Men dacht, dat deze ontstonden doordat het phlogiston uit het metaal was ontweken, terwijl in werkelijkheid, zoals vooral Lavoisier onomstotelijk bewees, zuurstof wordt opgenomen, zoals blijkt uit de gewichtstoeneming.
Kalkwater is een verzadigde oplossing (0,15 pct) van calciumhydroxyde. Het is een zwak alkalische vloeistof, die toepassing vindt in de apotheek, o.a. gemengd met lijnolie bij brandwonden, en ook wordt wel een weinig kalkwater toegevoegd aan melk voor maagpatiënten. Onder kalkmelk wordt een suspensie van het hydroxyde verstaan.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: Ullmann’s Enz. der techn. Chemie 3, 51; 7, 667 (1929, 1931); Thorpe’s Dict. of Applied Chemistry (4th Ed.), 2, 203 (1938), 7, 312 (1946).