Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kegel

betekenis & definitie

(Lat. conus) is een lichaam, dat door een plat vlak, dat als grondvlak dienst doet, en door een gebogen vlak, de kegelmantel, begrensd wordt. Een kegelvlak ontstaat in het algemeen, wanneer een rechte lijn (beschrijvende lijn) in één punt (de top van de kegel) vastgehouden wordt, terwijl een ander punt langs een kromme in het grondvlak (richtlijn) geleid wordt.

Bij de gewone kegel is de richtlijn een cirkel; de lijn, die het middelpunt van de cirkel verbindt met het toppunt, is de as van de kegel. Staat deze loodrecht op het grondvlak, dan spreekt men van een rechte, anders van een scheve kegel. De rechte of omwentelings-kegel ontstaat, wanneer men een rechthoekige driehoek om een van zijn rechthoekszijden laat wentelen.In de hogere meetkunde duidt men doorgaans als kegel aan, wat zojuist als kegelmantel werd omschreven. De graad van een kegel is het aantal (reële of complexe) snijpunten met een willekeurige rechte, de klasse het aantal raakvlakken door een willekeurig punt; het duaal tegengestelde (z dualiteit) van een kegel is een vlakke kromme (z schoofmeetkunde). Een kegel heet ontaard. als hij in twee of meer kegels van lagere graad uiteenvalt; zo kan een kwadratische kegel ontaarden in twee platte vlakken, die eventueel kunnen samenvallen. Zie voorts kegelsnede, kwadratische oppervlakken, meerdimensionale meetkunde.

< >