een dorp in Boven-Egypte ten O. van de Nijl dicht bij Luxor, is beroemd door de ruïnes van de tempel van Amon. Deze tempel of eigenlijk dit complex van tempels is wel het meest grootse overblijfsel uit de Egyptische Oudheid.
De kern er van reikt terug tot de 12de dynastie, doch zijn grote betekenis kreeg deze tempel, toen in het Nieuwe Rijk Thebe de hoofdstad werd van het Egyptische wereldrijk. Alle koningen der 18de dynastie hebben er aan gebouwd en onmetelijke rijkdommen aan de tempel geschonken en ook later (tot in de Ptolemaeëntijd toe) bleef hij een geliefkoosd object voor de bouwwoede der pharao’s.Het indrukwekkendst is de door Seti I en Ramses II gebouwde zuilenzaal van 103 X 52 m, met haar 134 zuilen, waarvan de 12 der middelste twee rijen ca 24 m, de overige 122 (7 rijen aan weerskanten) ca 14 m hoog zijn, één der wereldwonderen. Met zijn onafzienbare opeenvolging van zalen, pylonen (torenachtige tempelingangen) en hoven, waarvan de muren met inscripties en reliëfs zijn bedekt, vormt de tempel een onuitputtelijke bron van geschiedkundige gegevens voor het Nieuwe Rijk en later. De opgravingen en restauraties, die hier sinds 1895 voortdurend aan de gang zijn, brengen steeds nieuwe monumenten aan het licht. Soms komen daarbij doorlatere koningen gebruikte blokken van oudere bouwwerken voor de dag, die men ten dele heeft kunnen reconstrueren. Een zeer opvallende en belangrijke vondst was o.a. die van een depot, waarin een menigte vrijwel ongeschonden standbeelden werd gevonden. Door een laan van sfinxen met ramskop (nog gedeeltelijk bewaard) was de tempel van Karnak verbonden met die van Luxor.
Lit.: G. Legrain, Les temples de Kamak (1929); J. Capart, Thèbes. La gloire d’un Grand Passé (1925).