naam van de aanhangers van een religieus-sociale beweging, die in de gde en iode eeuw een hevige crisis in de Mohammedaanse wereld veroorzaakte. De beweging was het gevolg van een van Syrië uit gevoerde geheime Sji’ietische propaganda, die reeds in het begin van de Abbasiedentijd begonnen was en gevoerd werd in naam van de 7de Sji’ietische imam Isma’il, die naar de betrouwbaarste overlevering in 760 te Medina zou zijn gestorven.
Deze Isma’ilietisch-Sji’ietische propaganda had onder meer als gevolg de opkomst ca 900 van de Fatimiedische kaliefen in Noord-Afrika en later in Egypte. In Irak, Noord-Arabië (Bahrein), Syrië, Jemen en Chorasan evenwel leidde zij tot oproerige bewegingen onder de sociaal lager staande en ontevreden elementen. De eerste revolutionnaire uitbarsting vond plaats in 890 in Irak onder een leider, genaamd Hamdan Karmat; van diens naam wordt de naam Karmaten afgeleid. Terwijl deze eerste opstand in Irak ten slotte in 906 werd neergeworpen door de legers der kaliefen, had zich in Bahrein in Arabië een nieuwe kern gevormd, die in staat bleek aldaar een revolutionnaire staat te stichten, waarvan de leiders een tijdlang door heel Arabië schrik en verwoesting verspreidden; in 930 roofden zij de zwarte steen uit de Kaaba te Mekka, om dit heilige voorwerp eerst na tien jaren weer terug te geven. Eerst in 1030 kon de militaire macht van deze Karmatenstaat gebroken worden. Soortgelijke opstanden kwamen in dezelfde tijden voor in Chorasan, Syrië en Jemen.Als religieuze beweging zijn de Karmaten van belang, doordat zij er een esoterische geheimleer op na hielden, die verschillende initiatiegraden kende. Op deze wijze was het mogelijk een religieuze en tevens sociale hiërarchie te scheppen, die de aanhangers ook daar, waar de beweging niet openlijk naar voren kon treden, bleef binden. In sociaal opzicht heeft het Karmatendom bijv. grote invloed gehad op de bevestiging van het gildenwezen in Mohammedaanse landen. Zo komt het, dat het Karmatisme in ruimere zin nooit heeft opgehouden door te werken en een religieus en cultureel oppositioneel element in de Islam is gebleven. Andere uitingen van dezelfde geestesrichting waren de in de 12de eeuw in Perzië en Syrië opgekomen Assassijnen-sekten en bepaalde sekten in Syrië en Indië (de Hodja’s) zijn nog overblijfselen van de eens zo invloedrijke sekte. Een deel van de Mohammedaanse theologische literatuur is ook Karmatisch beïnvloed.
Lit.: M. J. de Goeje, Mémoire sur les Carmathes du Bahraïn (Leyde 1862, herdr. 1886).