volk woonachtig in Birma en Thailand, tellend ruim 1 300 000 zielen. De Karen wonen te midden van Birmezen, Thai’s, Chin’s en alleen in Opper-Birma vinden wij twee gebieden (Toungoe en Karenni) vrijwel uitsluitend door Karen bewoond.
Naar hun dialect kunnen wij binnen de Karen-groep drie afdelingen onderscheiden: de Sgaw, Pwo en Bwe. De Karen behoren tot de Indo-Chinezen, hetgeen in hun uiterlijk (Mongoolse ogen) duidelijk uitkomt. Ofschoon ze bij de komst van de Europeanen nog zeer primitief waren en in tegenstelling met vele van hun naburen bijv. geen schrift kenden, bleken zij bijzonder open te staan voor kerstening en hebben sindsdien onder invloed daarvan een grote verandering in cultuur ondergaan. In menig opzicht zijn zij de meerderen geworden van de Birmezen, wier cultuur oorspronkelijk zoveel meer betekende. In beide wereldoorlogen hebben zij de Engelsen goede diensten bewezen. Het hoofdmiddel van bestaan was en is de landbouw, het belangrijkste product is de rijst. We vinden zowel droge als geïrrigeerde velden.Toen Birma in 1948 onafhankelijk werd, verlangden de Karen autonomie binnen het nieuwe staatsverband, later zelfs algehele afscheiding. Toen aan deze eis niet werd voldaan, brak een opstand uit, die aan de Birmese regering veel hoofdbrekens heeft bezorgd en tot nu toe (Mei 1951) nog steeds niet geheel bedwongen is.
Lit.: Hba Kin, Lessonsin Anglo-Karen (2 dln, Rangoon 1911); G. H. Duffin, Manual of the Pwo-Karen Dialect (Rangoon 1913); Kan Kyi, Introd. to the Study of Sgaw-Karen (Rangoon 1916); W. G. B. Purser en Saya Tan Aung, AGoraparative Dictionary of the Pwo-Karen Dialect (2 dln, Rangoon i920-22); H.
J. Marshall, The Karen People of Burma (Ohio State Univ. Buil., 1922); J. Wade, Karen Vernacular Grammar (Rangoon 1926); San C. Po, Burma and the Karens (Stock 1928).